Caro-Kann
schaakopening / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
In het schaken is Caro-Kann de schaakopening uit de halfopen spelen die begint met de zetten 1.e2-e4 c7-c6. Hierna is het de bedoeling om 2.d2-d4 met d7-d5 te beantwoorden. Deze opening heeft iets weg van de Franse opening en heeft het voordeel dat de witveldige loper van zwart niet ingesloten wordt.
8 | ||||||||
7 | ||||||||
6 | ||||||||
5 | ||||||||
4 | ||||||||
3 | ||||||||
2 | ||||||||
1 | ||||||||
a | b | c | d | e | f | g | h |
Caro-Kann is een oude opening die al bij Giulio Polerio in de 16e eeuw bekend was. Aan het eind van de 19e eeuw werd ze geanalyseerd door de Brit Horatio Caro en de Oostenrijker Marcus Kann; de verdediging werd echter pas als voldoende geclassificeerd nadat José Raúl Capablanca en Aaron Nimzowitsch haar gespeeld hadden. Michail Botvinnik speelde de verdediging met succes tegen Vasili Smyslov tijdens het wereldkampioenschap in 1958.
Deze opening is ingedeeld bij de halfopen spelen en valt onder ECO-code B10.