Gevederde dinosauriërs
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Gevederde dinosauriërs zijn dinosauriërs die veren hebben, maar geen vogels zijn. Het begrip stamt uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Uit de ontdekking dat vogels — de enige bekende hedendaagse levensvorm met veren — dinosauriërs waren, concludeerden sommige wetenschappers dat andere dinosauriërs mogelijk ook bevederd waren. De term is — juist doordat vogels zelf dinosauriërs zijn — erg onzuiver en misleidend. Hij wordt informeel gebruikt, voornamelijk in populair-wetenschappelijke boeken en tijdschriften, en duidt geen natuurlijke groep of taxon aan.
Direct bewijs dat ook andere dinosauriërs veren hadden, kwam pas in de jaren negentig, toen er in China enkele fossielen werden gevonden van dinosauriërs met uitstekend bewaarde veren. Sommige daarvan waren vogels, andere niet. Inmiddels zijn er behalve de vogels, waarvan de circa tienduizend nog levende soorten het merendeel vormen van de dinosauriërs die zeker veren hebben, een veertigtal soorten gevederde dinosauriërs uit fossielen bekend. De meeste daarvan komen uit de aardlagen van de Jehol-groep.
De vondsten laten zien dat de diepst in de evolutionaire stamboom gelegen soorten een vacht hadden van simpele haarachtige structuren, vermoedelijk omdat ze warmbloedig waren en zo afkoeling voorkwamen, en dat latere groepen ingewikkelder veren ontwikkelden waarvan sommige gelijk waren aan de penveren van vogels. De functie van deze complexere veren is omstreden: misschien dienden ze om mee te pronken; wellicht ontstonden ze om een (glij)vlucht mogelijk te maken.
De meeste bekende gevederde dinosauriërs zijn vleeseters, de zogenaamde Theropoda. De laatste vondsten tonen echter dat sommige plantenetende Ornithischia ook een vacht hadden. Dit wijst erop dat alle kleine dinosauriërs een vacht of veren hadden. De volwassen dieren van grotere soorten konden warm blijven dankzij hun lichaamsmassa.