-horst
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het toponiem -horst is een historische benaming voor een met kreupelhout of hakhout begroeid, hoger gelegen stuk grond. De grond is meestal zandgrond en de houtbegroeiing kan zowel op als rondom het stuk grond voorkomen. Het woord horst is afkomstig van het Germaanse woord hursti, dat beboste opduiking in moerassig terrein[1] betekende. In het Oud-Germaans wordt met een horst een 'vogelnest' bedoeld. Het gaat hier met name om de afzetting die uit gevlochten hout bestaat rondom een nederzetting (of enkele hoeve).[2] In Duitsland overheerst de theorie dat het woord horst in de 3e tot 6e eeuw vooral een Saksisch siedlungsort is, in de Oud-Germaanse betekenis.[3] Pas later in de Duitse en Nederlandse taal wordt het woord als ‘verhoging in het terrein’ gebruikt.
Naast horst komt af en toe ook de variant hors voor, niet te verwarren met het woord hors of gors, dat gebruikt wordt voor een zandplaat die met springtij onderloopt, bijvoorbeeld de Vliehors.
Het Germaanse woord hursti is ook terug te vinden in Duitsland en Engeland in de toponiemen horst resp. hurst.