Aanzetten tot het plegen van misdaden en wanbedrijven
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Opruiing is het aanzetten tot het plegen van misdaden en wanbedrijven. In België is dit een strafbaar feit, dat geregeld is in artikel 66 van het Belgisch Strafwetboek (Sw.). De paragraaf dateert van 1891 en werd in het parlement gebracht als reactie op de grote stakingsgolf in de Borinage van 1886. Rapporteur van de Kamercommissie Justitie was de conservatieve katholiek Charles Woeste.
Dit misdrijf wordt verschillend gestraft naargelang de aanzetting al dan niet gevolg gehad heeft. Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen de individuele aanzetting (gericht tot een persoon) en de openbare of collectieve aanzetting (gericht tot een groep van personen).
In de meeste gevallen is het voor de strafbaarstelling nodig dat er wordt aangezet 'door woorden in openbare bijeenkomsten of plaatsen gesproken, hetzij door enigerlei geschrift, drukwerk, prent of zinnebeeld, aangeplakt, rondgedeeld of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld'. Er is dus geen strafbaarheid voor het aanzetten tot het plegen van misdaden of wanbedrijven wanneer de aanzetting mondeling gebeurt en gericht is tot één enkel persoon. Dat geldt zowel wanneer de aanzetting het misdrijf rechtstreeks heeft uitgelokt als wanneer de aanzetting zonder gevolg is gebleven. Er is dus alleen strafbaarstelling in geval van openbare of collectieve aanzetting tot het plegen van een misdaad of een wanbedrijf. Hierop bestaat één uitzondering: de individuele aanzetting 'door middel van giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, die de misdaad of het wanbedrijf rechtstreeks [heeft] uitgelokt'.