Abdij van Prüm
abdij in Prüm, Duitsland / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Abdij van Prüm beheerde een tot de Boven-Rijnse Kreits behorend abdijvorstendom binnen het Heilige Roomse Rijk. De benedictijnerabdij in Prüm, tegenwoordig in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, werd in 721 gesticht door Bertrada de Oude samen met haar zoon Charibert van Laon, maar pas in 752 door koning Pepijn de Korte en zijn echtgenote Bertha met de Grote Voet (dochter van diezelfde Charibert en moeder van de latere keizer Karel de Grote) daadwerkelijk opgericht.
Fürstabtei Prüm | |||||
---|---|---|---|---|---|
Onderdeel van het Heilige Roomse Rijk | |||||
| |||||
| |||||
Kaart | |||||
1400 | |||||
Algemene gegevens | |||||
Hoofdstad | Prüm | ||||
Regering | |||||
Regeringsvorm | Vorstendom |
De abdij in de Eifel had een uitgestrekt bezit dat tot in Bretagne, de Taunus en de Lage Landen reikte. Ze beschikte over een aantal voogdijen en kloosters in andere plaatsen, om het goederenbeheer te organiseren. Deze bevonden zich met name in het Franse Revin, Güsten bij Gulik, in Münstereifel en Altrip. De in 893 (onder abt Regino van Prüm) ontstane Legger van Prüm bevat voor vele plaatsen de eerste schriftelijke vermelding, waaruit hun bestaan in de 9e en 10e eeuw blijkt.
In de abdij hebben verschillende beroemdheden geleefd, zoals de adviseur van Lodewijk de Vrome, Markward van Prüm en de latere heiligen Ado van Vienne, Ansbald van Prüm en Hungerus Frisius. In Prüm brachten ook de dichter Wandalbert en de geleerde Regino een deel van hun leven door. De abdij was de thuisbasis voor verschillende Karolingen: Karel de Kale werd er als kind enige tijd naartoe verbannen, evenals Pepijn met de Bult, die er na een mislukt complot tegen zijn vader Karel de Grote de laatste achttien jaar van zijn leven doorbracht. Keizer Lotharius I nam er enige tijd zijn toevlucht en liet zich er zes dagen voor zijn dood in september 855 inkleden.