Alloploïdie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een alloploïde (samentrekking van allopolyploïde, ook wel hybridogene polyploïdie) cel is een gemuteerde cel die chromosomen heeft van verschillende oudersoorten (planten).
Hybriden zijn vrijwel altijd steriel, waardoor zij hun genenset niet vanzelfsprekend door kunnen geven aan de volgende generatie. Hierdoor is er sterke natuurlijke selectie op verdubbeling bij de ontstane alloploïden. Deze steriliteit wordt namelijk veroorzaakt doordat de nakomelingen van de hybriden een onvolledige set chromosomen krijgen tijdens de meiose. De beschikbare chromosomen in de celkernen hebben geen homologe chromosoompartner. Hierdoor liggen er tijdens Metafase I niet twee homologe chromosomen, met zusterchromatiden, op het evenaarsvlak maar ligt er hier maar één chromosoom. Omdat de homologe chromosomen normaliter random uit elkaar getrokken worden tijdens Anafase I, verdelen de chromosomen zich tijdens de meiose in deze hybriden random over de gameten. Deze random verdeling is (vrijwel) altijd letaal. Door verdubbeling van het genoom, tot tetraploïden of hogere polyploïden is het mogelijk om dit fertiliteitsprobleem op te lossen. Deze verdubbeling kan spontaan gebeuren tijdens de evolutie, maar in de veredeling kunnen voor de beter bestudeerde soorten ook bepaalde stoffen (zoals colchicine) gebruikt worden.