Antipater II (ca. 46 v. Chr. – 4 v. Chr.) was de oudste zoon van Herodes de Grote, het enige kind van zijn eerste vrouw Doris. Hij was vernoemd naar zijn grootvader van vaders kant, Antipater van Idumea. Tussen 43 en 40 v. Chr. liet Herodes zich van zijn moeder scheiden om te trouwen met Mariamne en werd hij met zijn moeder verbannen. Hij werd echter teruggeroepen na de val van en moord op Mariamne en in 13 v. Chr werd hij uitgeroepen tot eerste erfgenaam. Hij hield zijn positie ook toen Alexander en Aristobulus (Herodes' zonen bij Mariamne) een jaar later stegen in de rangorde in en werd zelfs de enige troonopvolger, toen in 7 v. Chr. de beide broers werden terechtgesteld (Herodes Filippus had de plaats na hem).

Beschuldigd en veroordeeld

In 5 v. Chr. werd Antipater voor Publius Quinctilius Varus, de Romeinse gouverneur van Syria gebracht, beschuldigd van het plannen van een moordaanslag op zijn vader Herodes. Varus oordeelde dat Antipater schuldig was, maar in verband met zijn hoge rang diende het uitgesproken doodvonnis door keizer Augustus te worden bekrachtigd. Nu hij schuldig was bevonden, was hij geen troonopvolger meer, maar werd Herodes Antipas kroonprins. In 4 v. Chr. werd Antipater terechtgesteld, en werd Herodes Archelaüs als belangrijkste erfgenaam in het testament van zijn vader opgenomen. Hij zou de helft krijgen en Herodes Antipas zou met Filippus de andere helft delen.

Vrouwen

Door de boeken van Flavius Josephus kennen we twee van de vrouwen van Antipater. De eerste was zijn nicht (oomzegger) Mariamne III, de dochter van Aristobulus IV.^[1] De tweede was een hooggeplaatste Hasmonese prinses, waarvan we de voornaam niet weten. Zij was de dochter van Antigonus, de laatste koning die ook hogepriester was. Deze vrouw van Antipater was ook een nicht van Mariamne, de bekende vrouw van Herodes de Grote. Josefus vertelt dat zij met Doris, de moeder van Antipater, bij het paleis verbleef, om haar echtgenoot te ondersteunen toen hij door Varus berecht werd, in 5 v Chr.^[2]

Stamboom familie Herodes