Baltimore (Maryland)
stad in de Amerikaanse staat Maryland / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Baltimore is de grootste stad in de Amerikaanse staat Maryland aan de Amerikaanse oostkust, gelegen aan de rivier de Patapsco nabij de monding in de Chesapeake Bay. De stad telt 585.708 inwoners (2020)[5] en de agglomeratie werd anno 2019 geschat op 2,8 miljoen inwoners. Baltimore is als onafhankelijke stad geen onderdeel van Baltimore County en hoewel de stad de grootste is in Maryland, is het niet de hoofdstad; dat is Annapolis.
Stad in de Verenigde Staten | |||
---|---|---|---|
Bijnaam: "Mobtown[1]" "The Monumental City[2]" "Charm City[3]" "Bodymore, Murdaland[4]" | |||
Situering | |||
Staat | Maryland | ||
Coördinaten | 39°17'11"NB, 76°36'54"WL | ||
Algemeen | |||
Oppervlakte | 238,41 km² | ||
- land | 209,65 km² | ||
- water | 28,76 km² | ||
Inwoners (2020[5]) |
585.708 (2794 inw./km²) | ||
- agglomeratie | 2.800.053 (schatting 2019[6]) | ||
Politiek | |||
Burgemeester | Brandon Scott (D) | ||
Website | baltimorecity.gov | ||
Foto's | |||
Downtown, Emerson Bromo-Seltzer-klokkentoren, Pennsylvania Station, M&T Bank Stadium, Inner Harbor met het nationaal aquarium, Baltimore City Hall, Washington Monument | |||
Baltimore from Federal Hill (1831), schilderij van William James Bennett | |||
|
Baltimore groeide als nederzetting tussen de tabaksplantages samen met de naastliggende plaatsen Jonestown en Fells Point uit tot een havenstad. In de Onafhankelijkheidsoorlog bood Baltimore eenmalig plaats aan de vergadering van de dertien koloniën en leverde de stad in de strijd voor onafhankelijkheid belangrijk verzet tegen de Britten. Tijdens de Oorlog van 1812 boden de Baltimoreanen weerstand bij North Point en Fort McHenry, waardoor de Britten zonder resultaat de aftocht bliezen. Dat moment wordt als keerpunt in de oorlog beschouwd en vormde de aanleiding voor het volkslied van de Verenigde Staten. De slag wordt herdacht in het Battle Monument dat tevens de zegel van de stad siert.
De stad groeide uit tot een van de belangrijkste havensteden van de Verenigde Staten. Door middel van de Baltimore and Ohio Railroad werd een goede verbinding gecreëerd met het achterland voor de aanlevering van goederen. In Baltimore vielen aan het begin van de Amerikaanse Burgeroorlog de eerste dodelijke slachtoffers tijdens de Pratt Street-oproer (1861), toen Noordelijke soldaten op doortocht per trein naar het zuiden de stad kruisten. In 1904 werd bij de stadsbrand van Baltimore een gebied verwoest dat vrijwel geheel Downtown Baltimore besloeg. De handel en industrie zorgden ook in de 19e en 20e eeuw voor een sterke bevolkingsgroei, en met de Grote Afro-Amerikaanse volksverhuizing kwam de groei tot een record in de eerste helft van de 20e eeuw. In de tweede helft vertrokken veel rijkere Baltimoreanen naar de omliggende county, waardoor de stad te kampen kreeg met leegstand en armoede.
Als een van de oudere steden van de Verenigde Staten herbergt Baltimore enkele van de vroegste nationale historische districten, waaronder Fells Point, Federal Hill en Mount Vernon Place.[7] Van de musea is Walters Art Museum het voornaamste. Verder zijn het woonhuis en graf van schrijver Edgar Allan Poe in Baltimore te vinden. Van de universiteiten in de stad is de Johns Hopkins-universiteit de bekendste. Het Johns Hopkins Hospital is als prestigieus ziekenhuis een andere belangrijke werkgever in de stad.
Voorgeschiedenis en stichting
Het gebied was voor de ontdekking van Amerika door de Europeanen in gebruik van stammen die deel uitmaakten van de Susquehannocks.[8] Na de Europese kolonisatie ontstond Baltimore op geleidelijke wijze in de Engelse kolonie Maryland, die was gesticht door George Calvert, de eerste Lord Baltimore. De Britse kolonisten die zich verspreid rond de Chesapeakebaai vestigden leefden overwegend van de verkoop van tabak die op plantages werd verbouwd. Een grote haven was niet nodig, omdat er diverse kleine havens of aanlegplaatsen rond de baai waren die door Britse koopvaardijschepen werden aangedaan. In latere tijden, net voordat Baltimore als town werd erkend, werd de tabak in sloepen verzameld en naar de Britse schepen gebracht die in diep water bij North Point lagen. In Maryland werden in de 17e eeuw meer dan 100 towns vastgelegd. Twee ervan, die in 1683 werden genoemd, bevonden zich mogelijk aan de Patapsco, op de plaats waar Baltimore later werd gesticht. Deze plaatsen werden niet bij naam genoemd, mogelijk omdat deze zo klein waren dat deze geen naam waardig werden geacht. Veel van deze towns betroffen standplaatsen waar toezicht werd gehouden op de kwaliteit van de tabak.[9] In 1729 werd het ensemble van gebouwen aan de haven, die Bassin werd genoemd, wettelijk erkend als Baltimore Town. De plaats ontwikkelde zich in eerste instantie langzaam: in 1750 bestond de plaats nog slechts uit een paar honderd inwoners, die verspreid over groepen huizen langs de rivier woonden.
1750-1814
Ontwikkeling
In de eerste periode onderscheidde Baltimore zich niet van de vele kleine nederzettingen die rond de Chesapeake Bay waren ontstaan. Dankzij een revolutie op landbouw in Maryland en Pennsylvania en strubbelingen in de Atlantische handel, begon Baltimore na 1750 alsnog bijzonder sterk te groeien. Hierbij groeide het aaneen met onder meer Fells Point aan de oostzijde. In 1790 had de plaats zich ontwikkeld tot de vierde grootste in de republiek, na New York, Philadelphia en Boston. Baltimore Town kan in deze tijd worden aangeduid als een pre-industriële stad. In de twintig – op politiek gebied roerige – jaren na 1790 bleef de plaats stabiel.[10]
Onafhankelijkheidsoorlog
Baltimore vormde met diverse gebeurtenissen een belangrijk toneel in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Na geruchten over een geplande Britse inval in Philadelphia week op 20 december 1776 het Tweede Continentaal Congres – de vergadering van de dertien koloniën – met voorzitter John Hancock van de Independence Hall in Philadelphia uit naar het Henry Fite House in Baltimore. Dit huis werd erna met Congress Hall aangeduid, maar is later, bij de stadsbrand in 1904, afgebrand.[11] Inwoners van Baltimore weigerden tijdens de oorlog Britse belastingen te betalen en kooplui uit Baltimore wilden onder geen beding handeldrijven met de Britten. Een Britse blokkade van de haven van Baltimore als reactie op deze 'ongeregeldheden' werd doorbroken door de Hollandse koopman Claas Taan die met zijn 17 koopvaardijschepen door de Engelse linies heen voer. Zijn Zaanse firma Claas Taan en Zn. had zware verliezen geleden na de Britse oorlogsverklaring van 1781. Voor Baltimore kwam zijn komst met meel en andere ingrediënten als een redding op een cruciaal moment. Taan leverde hiermee een belangrijke bijdrage aan het verloop van de revolutie.[12]
Bisdom en stadsrechten
In Maryland woonde een relatief grote groep rooms-katholieken. Nadat de Verenigde Staten in 1784 bevestigd waren als Apostolische prefectuur, werd Baltimore daarom het centrum van de katholieke kerk in de Verenigde Staten. In 1789 werd het bisdom Baltimore opgericht, dat het hele land besloeg. Toen er in 1808 vier bisdommen bij kwamen, werd Baltimore een metropolitaan aartsbisdom.
In 1796 werden de nabij Baltimore gelegen nederzettingen Jonestown (later Old Town) en Fells Point formeel samengevoegd met Baltimore, waarna de plaats officieel tot stad werd verheven.[13]
Rellen van 1812
Nadat Amerikaans president James Madison op 18 juni 1812 de oorlog had verklaard aan het Verenigd Koninkrijk, uitte de extreem-federalistische krant Federal Republican, die in Baltimore haar hoofdkantoor had, daarop stevige kritiek. Dit leidde tot grote rellen in de stad van inwoners die zich tegen de krant keerden. De krant duidde Baltimore in november van dat jaar aan met Mob Town, een naam die door de vele daaropvolgende oproeren in de stad in gebruik bleef.[14] Waar stad Baltimore de bijnaam van zich af probeerde te schudden, werd deze door inwoners meer en meer als geuzennaam aangenomen.[1]
Slag om Baltimore
In 1814 vond de Slag om Baltimore plaats, die als een van de omslagpunten van de Oorlog van 1812 wordt beschouwd. Het Britse leger had succesvol de Slag op Bladensburg geleverd en vervolgens de overheidsgebouwen in Washington, D.C. in puin gelegd. Baltimore werd als het volgende militaire doelwit gezien omdat het een groot commercieel centrum was en een uitvalsbasis voor kaapvaart. Ook de vijandige reputatie die de stad in de Onafhankelijkheidsoorlog had opgebouwd droeg bij aan de wens om de stad binnen te vallen.
5000 Britse soldaten zetten voet aan wal om de weg richting Baltimore te vervolgen. Op 12 september stuitten ze bij North Point echter al op weerstand. Bij deze Slag bij North Point kwam de Britse generaal Robert Ross om het leven. De Britten konden de tocht hierna wel voortzetten, maar met de verschansingen van Baltimore in zicht hielden ze halt en wachtten op een teken van admiraal Alexander Cochrane, die de aanval op Fort McHenry leidde.[15] Dat fort bombardeerde hij op 13 september met de Royal Navy. Gedurende een 25 uur durend vuurgevecht wisten de Amerikanen, waarbij de reguliere krijgsmacht en milities zij aan zij vochten, onder majoor George Armistead de Britse schepen met kanonnen op afstand te houden. Na deze mislukte pogingen om Baltimore in te nemen droop het Britse leger af.[16]
Francis Scott Key baseerde zijn gedicht Defence of Fort McHenry op de verdediging van Fort McHenry. Het gedicht vormde de basis voor het huidige Amerikaanse volkslied, The Star-Spangled Banner. Het ter nagedachtenis aan de Slag bij North Point opgerichte Battle Monument kwam als symbool van de stad op haar zegel te staan.
1815-1865
B&O-spoorweg
Na de oorlogen nam de binnenlandse handel toe als gevolg van de groei van de westelijke staten en de opkomst van vervoermiddelen als stoomschepen en -treinen. De steden aan de oostkust namen hierin een belangrijke positie, en groeiden hierdoor sterk: tussen 1812 en 1850 vervijfvoudigde de bevolking in deze steden. Baltimore groeide zelfs uit tot de op twee na grootste stad van de Verenigde Staten. De ontwikkelingen leidden tot de oprichting van de Baltimore and Ohio Railroad, die spoorlijnen naar diverse windrichtingen bouwde.[17] De B&O Railroad was de eerste spoorwegmaatschappij in de Verenigde Staten die passagierstreinen liet rijden waar tegen betaling kon worden meegereisd. De grote maatschappij was van grote invloed op de economie van Baltimore.[18]
In 1851 werd Baltimore City een onafhankelijke stad (Independent city), dat een volledig eigen bestuur kreeg, apart van de Baltimore County.[19]
Verkiezingsrellen
Van 1856 tot 1859 vonden rellen plaats waarbij aanhangers van verschillende partijen, samengekomen in groepen en bendes, tegenover elkaar kwamen te staan. Bendes die verwant waren aan de anti-immigrantenpartij Know Nothing vochten om te voorkomen dat immigranten uit onder meer Ierland en Duitsland zouden stemmen. Tegelijkertijd ronselden ze dronken mannen om meerdere stemmen op de Know Nothing-partij uit te brengen. De term Mobtown kon dankzij de bendes wederom worden gehanteerd om Baltimore aan te duiden.[20] In 1856 waren bij de burgemeestersverkiezingen in de omgeving van Lexington Market de bendes Rip Raps en Plug Uglies urenlang in een vuurwapengevecht verwikkeld met een brandweerkorps, de New Market Fire Company. Later op de dag volgde een vuurgevecht rond Mount Vernon Square. Op de dag vielen ongeveer tien doden en 250 gewonden. De gouverneur dreigde bij herhaling de militie te sturen om orde op zaken te stellen. Toch volgde ook bij verkiezingen later dat jaar en in de jaren erna nieuwe rellen. De politiechef in Baltimore, Benjamin Herring, gaf aan dat hard ingrijpen weinig effect zou hebben, aangezien opgepakte rebellen volgens hem de dag erna door de rechter alweer zouden worden vrijgelaten.[21]
Amerikaanse Burgeroorlog
Maryland ligt ten zuiden van de Mason-Dixonlijn, waarmee het werd gerekend tot de Zuidelijke Staten en Baltimore officieel de grootste stad van het zuiden was. De positie van Baltimore op slechts 40 mijl van deze grens maakte echter dat de stad de noordelijkste stad van het zuiden en de zuidelijkste stad van het noorden werd genoemd. De stad was verdeeld over politieke kwesties als slavernij, de macht van de staten (vastgelegd in de States' rights) en afscheiding van de Verenigde Staten. Van de 90.000 slaven in de staat Maryland bevonden zich er in Baltimore overigens slechts 2118, en de stad kende een van de grootste groepen vrije zwarte mensen in het land, met een aantal van 25.000. Toch liepen de gemoederen meerdere malen hoog op over de kwestie. De Baltimoreaanse rabbijn David Einhorn moest naar Philadelphia vluchten nadat hij zich fel had uitgesproken tegen de slavernij terwijl een andere rabbijn, Bernard Illowy, zich juist uitsprak vóór slavernij en naar New Orleans in het zuiden verhuisde.[18] In Baltimore bevonden zich bovendien rekruten uit het zuiden, die de vlag van South Carolina uithingen, de versie met de palmboom die na de afscheiding van de staat aan de vlag was toegevoegd.[22]
Pratt Street-oproer (1861)
De verdeelde stad Baltimore zou bekend komen te staan als de plaats waar de eerste dodelijke slachtoffers van de Amerikaanse Burgeroorlog vielen. Dit gebeurde nadat president Abraham Lincoln vreesde voor een aanval op Washington, D.C. door rebellen die zich bij de rivier Potomac ophielden. Hij besloot op 15 april 75.000 troepen naar Washington te sturen om de stad te beschermen. Een gedeelte van de soldaten moest per trein via Baltimore reizen, waarbij de wagons in Baltimore tussen twee stations door paarden door de straten moesten worden getrokken. Op 19 april wist een opwachtende menigte de wagons tot stilstand te brengen, waarna een confrontatie tussen de soldaten en de oproerlingen plaatsvond. In de opstoot kwam de 17-jarige Luther C. Ladd als eerste Unie-soldaat als gevolg van geweld om het leven. In totaal stierven vier of vijf soldaten en elf of twaalf Baltimoreanen.[22][23] Tientallen betrokkenen raakten gewond. Tijdens de dagen erna groeide bij een deel van de bevolking de overtuiging dat het mogelijk was om Maryland onder druk bij de Geconfedereerde Staten aan te laten sluiten. De burgemeester van Baltimore, George William Brown, en de gouverneur van Maryland, Thomas Holliday Hicks, overtuigden Lincoln ervan de volgende troepen niet door Baltimore te sturen. De soldaten van de Unie werden nu over het water naar Washington gevoerd.[22] Maryland scheidde zich niet af van de Unie, en behield daarmee tijdens de oorlog de positie van bolwerk aan de grens met de geconfedereerden.[23]
1865-1940
B&O-spoorwegstaking van 1877
Tijdens de Grote Depressie (1873-1896) verkeerde ook de B&O-spoorweg in zwaar weer. Na meerdere loonsverlagingen brak in de zomer van 1877 een staking en opstand uit. De staking duurde slechts kort, maar werd beschreven als de "most extensive and deplorable working man's strike" uit de geschiedenis van de Verenigde Staten. Onder meer het 5e en 6e regiment van de Maryland National Guard werden ingeschakeld om een eind aan de staking te maken. Bij de confrontatie met de opstandelingen vielen meerdere doden.[17]
Groei, spanningen en segregatie
Baltimore groeide onverminderd snel door. Tussen 1870 en 1890 verdrievoudigde het aantal bedrijven in Baltimore en de ondernemingen investeerden gezamenlijk zesmaal zoveel als voorheen. De bevolking verdubbelde tussen 1870 en 1900 van 250.000 naar 500.000 inwoners,[kleine-letter 1] een groei die spanningen met zich mee bracht. Halverwege de jaren 1850 was Baltimore al beheerst door geweld en rellen die in het bijzonder waren gekeerd tegen rooms-katholieken,[25] maar de verscheidenheid in bevolkingsgroepen werd nog groter. In de jaren 1880 vond de massa-emigratie van Russische Joden plaats, evenals de komst van vele Poolse en diverse andere, veelal Europese, immigranten. Na Ellis Island zetten op Locust Point de meeste Europese immigranten voet op Amerikaanse bodem. Velen reisden verder met de treinen van de B&O Railroad, maar er bleven ook grote groepen in Baltimore achter. Deze bevolkingsgroepen kenden allen hun eigen achtergrond en cultuur en clusterden veelal in buurten.[26] De grote meerderheid van de aanwas tussen 1880 en 1900 kwam overigens vanuit de landelijke gebieden rondom de stad.[24] De nieuwe Baltimoreanen hadden weinig geld en vonden in Baltimore niet altijd werk. Veelal woonden ze met veel mensen in eenzelfde huis, zonder wateraansluiting en riolering. De bevolkingsgroepen concentreerden zich in wijken met goedkope woningen, waarmee slumps of getto's ontstonden.
De Afro-Amerikaanse bevolking was in de vroege 19e eeuw tot na de burgeroorlog klein, en had verspreid over de stad gewoond. In 1860 had slechts 4,2% van de stedelijke bevolking een donkere huidskleur. Met de verstedelijking groeide dit percentage naar 20% in 1890. De meerderheid woonde in centrale, zuidelijke en oostelijke buurten, maar deze buurten vormden nog geenszins getto's. Noordelijk van de stad woonden Afro-Amerikanen verspreid in smalle rijwoningen met twee verdiepingen.
Stadsbrand van 1904
Op 7 februari 1904 brak een brand uit in de kelder van het magazijn van John Hurst & Company in de binnenstad. In de compact gebouwde stad met pakhuizen waar onder meer kerosine en chemicaliën naast elkaar lagen opgeslagen sloeg de brand snel om zich heen.[27] De brand duurde 31 uur voort en legde meer dan 1500 gebouwen op een gebied van 57 ha, vrijwel de gehele binnenstad, in as. Een brandweerman die als gevolg van een longontsteking kwam te overlijden was het enige dodelijke slachtoffer. De brand kostte de stad ca. 125 miljoen dollar en als gevolg van de brand verloren 35.000 mensen hun baan.[28] Na de verleende noodhulp stelde burgemeester Robert McLane een commissie in om de wederopbouw in goede banen te leiden. In contrast met de oude stad werden er brede, geplaveide straten met daaronder riolering gepland. Bij de brandweerkorpsen volgden investeringen ten behoeve van uitbreiding en modernisering. Ook werd er een bouwverordening opgesteld.[27] Op 29 mei deed McLane, vermoedelijk gedreven door een combinatie van de continue druk en familieomstandigheden, poging tot zelfmoord. Hij overleed een dag later.[29]
Segregatiewet (1911)
Terwijl de stad bleef groeien en het aantal Afro-Amerikanen toenam, groeide ook de sociale spanningen in de stad. Op 15 mei 1911 tekende de burgemeester van Baltimore, J. Barry Mahool, een wet waarin werd vastgelegd dat de zwarte en witte bevolking zoveel mogelijk in aparte stadsblokken dienden te worden gescheiden. Personen met de ene huidskleur mochten niet verhuizen naar stadsblokken die overwegend werden bewoond door mensen met de andere huidskleur. Mahool was ervan overtuigd dat dit beter was voor ieders welzijn in de stad. De segregatiewet, Ordinance 692, was de eerste wet in de Verenigde Staten in zijn soort, en diverse zuidelijke steden volgden met soortgelijke wetten. In 1917 werd de wet op basis van de grondwet ongeldig verklaard, maar de scheiding bleef hierna ook plaatsvinden zonder dat het per wet werd afgedwongen.[30]
Achterstandswijken
Terwijl de stad doorgroeide, begon in de eerste helft van de 20e eeuw de bouw van wijken buiten de stad, waar vooral de witte bevolking heen trok. De druk op de woningmarkt in de stad nam daarom korte tijd af voor de groeiende zwarte bevolking tijdens de eerste Grote Afro-Amerikaanse volksverhuizing. Het was echter vaak slecht gesteld met de kwaliteit van deze vrijgekomen woningen, waardoor de eerste achterstandswijken ontstonden. Uit een studie uit 1933 blijkt dat de wijken die in slechte conditie verkeerden grotendeels werden bewoond door Afro-Amerikanen. In deze wijken werd geen afval opgehaald, soms waren de woningen niet aangesloten op de in 1914 gerealiseerde riolering en enkele woningen waren door omkoping van bouwinspecteurs ondermaats opgeleverd, soms met een daardoor onlogische indeling. Omdat hygiëne in de wijken een probleem was en ze voor de stad potentiële brandhaarden voor ziektes vormden, werd besloten dergelijke buurten te slopen.[31]
1940-heden
Tweede Wereldoorlog en gevolgen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog groeide Baltimore met ca. 250.000 inwoners, aangetrokken door de fabrieken en werven waar oorlogsschepen en bommenwerpers werden geproduceerd. Vele van de nieuwe bewoners vonden hier na jarenlang werkloos te zijn geweest vast werk, en woonden in opeengepakte huizen in de stad.[32] Toen de wapenfabrieken na de Tweede Wereldoorlog de deuren sloten en ook het oorlogsgerelateerde kantoorwerk tot een einde kwam, ging het bergafwaarts met de economie. Dit leidde tot werkloosheid en leegstand, ook in de binnenstad van Baltimore. Een echt kantelpunt bleek de sluiting van het warenhuis O'Neills department store in 1954, dat decennialang een icoon in de binnenstad was geweest. Als bij een wonder was de brand in 1904 bij dit warenhuis ten einde gekomen nadat de eigenaar Thomas O'Neill bij een zusterklooster had gevraagd om gebed. Als dank had hij een groot bedrag gedoneerd waarmee een ziekenhuis, highschools en een kerk waren opgericht. De sluiting van O'Neills kwam als een grote klap voor Downtown Baltimore, en hierna volgden diverse andere winkels. Enkele jaren later zou het gebouw worden afgebroken om plaats te maken voor het Charles Center.[33] De slechte economie betekende voor de vele immigranten, die verdeeld in buurten in de stad woonden, opnieuw zware tijden. Het gebrek aan gedeelde iconen zoals sportclubs en het daarmee gepaard gaande minderwaardigheidscomplex versterkte de verdeeldheid in de stad.[32]
Vele, met name witte, bewoners trokken naar de county, en bedrijven volgden. Tussen 1955 en 1965 verlieten 82 bedrijven de stad. De vele immigranten die in de stad woonden voelden evenmin binding met de stad, en het succes van de concurrerende steden langs de oostkust versterkte het minderwaardigheidsgevoel in Baltimore. Een veel gedeelde overtuiging was dat wanneer men de kans zag om uit de stad te vertrekken men dit zeker moest doen.[34] Grote (her)ontwikkelingen kwamen in vergelijking met andere Amerikaanse steden laat op gang, maar tijdens de jaren '60 werden jaarlijks grote gebouwen opgeleverd. Hiermee werd gehoopt een beeld van vooruitgang uit te stralen. Na het One Charles Center (1962) van architect Mies van der Rohe volgden onder meer het Morris A. Mechanic Theatre (1964), The Statler Hilton Baltimore (1966), de USF&G Building (1968) en het Two Charles Center (1969) (zie ook de paragraaf Charles Center).[35]
Rellen van 1968
Na de moord op Martin Luther King Jr. in 1968 braken in Baltimore, net als in veel Amerikaanse steden, rellen los. In Baltimore vonden deze plaats in een context van grote na-oorlogse veranderingen op demografisch en economisch vlak. Hoewel raadsvoorzitter William Donald Schaefer de rellen in eerste instantie als mild vergeleek met de meer dan honderd opstanden in andere Amerikaanse steden, bleken deze met name in de nasleep niet mee te vallen. Vooral op de zaterdag en zondag werden honderden woningen en bedrijven beschadigd, en voor het eerst sinds de staking van de B&O Railroad werd de National Guard opgeroepen om de orde te herstellen. In totaal kwamen zes personen om het leven en raakten 600 mensen gewond, van wie 19 ernstig. Meer dan 5700 mensen werden gearresteerd. Schattingen van de aangerichte schade liepen uiteen van 8 miljoen tot 13 miljoen dollar. Ondernemers hekelden de terughoudende wijze waarop de burgemeester Thomas D'Alesandro III op de rellen had gereageerd.[36][37][38]
Marketing
In 1971 stelde de Baltimoreaan William Donald Schaefer zich kandidaat voor het burgemeesterschap. Hij concludeerde dat onder meer War on poverty en andere projecten in de jaren 60 die vooral de aandacht op de slechte wijken hadden gevestigd, onsuccesvolle pogingen tot verbetering waren gebleken. Het negatieve imago dat de stad Baltimore had gekregen en dat veelvuldig automatisch werd overgenomen zag hij bovendien als een gevaar voor de stad. Schaefer, die veel waardering had voor zijn voorganger D'Allesandro, zette in op het versterken van de kwaliteiten van de stad, waarbij de succesvolle wijken de leefbaarheid in de slechte buurten moesten opkrikken.[39] In 1975 zette hij de vraag uit voor een (vroege vorm van) stadspromotie bij vier reclamemanagers en creatief directeuren verbonden aan grote reclamebureaus in Baltimore. Zij bedachten de titel Charm City, waarna ze enkele verborgen charmes van Baltimore in een korte serie van advertenties verwerkten, zoals de witte marmeren trappen, gestoomde krabben, Mount Vernon, Babe Ruth en de typische rijtjeshuizen. De veronderstelling dat de naam gebaseerd is op teksten van journalist H.L. Mencken, die ook over de verborgen charmes van Baltimore schreef, zijn volgens de bedenkers onjuist.[3][40] Onder leiding van Schaefer begonnen de ontwikkelingen van de Inner Harbor, die grotendeels stoelden op de stadsvernieuwingen van de jaren '60.
Ook nadien bleef city marketing een middel in de pogingen om de stad een nieuw impuls te geven en haar imago op te krikken. In de jaren '80 werd de slogan The City That Reads geïntroduceerd door Kurt Schmoke, de eerste Afro-Amerikaanse burgemeester van de stad, die zich in het bijzonder inzette voor goed onderwijs.[41] De slogan was echter al snel verbasterd tot The City That Bleeds. Een nieuwe stadsregering lanceerde de slagzin The Greatest City in America, dat op de bankjes kwam te staan die door heel de stad staan verspreid.[42]
Dood van Freddie Gray
Op 17 april 2015 overleed de 25-jarige Afro-Amerikaanse Baltimoreaan Freddie Gray nadat hij enkele dagen ervoor was gearresteerd voor wapenbezit. Tijdens zijn hechtenis liep hij ernstige verwondingen aan zijn ruggenmerg op. Uit medisch onderzoek bleek dat hij de verwondingen moest hebben opgelopen in de politiebus, vermoedelijk door het heen en weer slaan tijdens een onstuimige rit. Hoewel er enkele dagen voor de arrestatie een nieuw protocol was vastgesteld dat agenten verplichtte om afgevoerde verdachten met een gordel vast te maken, had Gray los in de bus gezeten.[43] Nadat feiten rondom het politieoptreden naar buiten kwamen, ontstonden protesten die dagenlang duurden. In eerste instantie waren deze geweldloos, maar hierna liepen ze uit op rellen. Voor het eerst sinds 1968 werd weer om hulp van de National Guard gevraagd bij de handhaving van de openbare orde.[44] President Barack Obama veroordeelde de rellen, maar meende dat de politie moest erkennen dat hun omgang met burgers problematisch was.[45] De politiechef van Baltimore werd na de rellen ontslagen. Hem werd verweten te terughoudend te hebben gereageerd.[46]
Ligging
- Satellietfoto van Baltimore (foto 2020)
- Panorama van de Inner Harbor (links) en de Outer Harbor (rechts) bij schemering, genomen vanaf het woongebouw HarborView Condominium (foto 2016).
Baltimore maakte als stad in Maryland deel uit van de Britse dertien koloniën, die tussen 1775 en 1783 met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog de onafhankelijkheid verwierven. Met de ontwikkeling van de Verenigde Staten kwam de stad in politiek opzicht op een scheidslijn te liggen van de Noordelijke en Zuidelijke staten. Maryland lag als grensstaat wel ten zuiden van de Mason-Dixonlijn, maar bleef officieel tot de Unie behoren. Baltimore kon niet duidelijk worden ingedeeld op basis van zijn economie, opvattingen of zelfs zijn klimaat. Net als de Noordelijke steden had Baltimore een grote haven en zware industrieën waar vele Europese immigranten op afkwamen, maar de landgoederen met tabaksplantages waar Afro-Amerikanen op het land werkten waren een kenmerkend overeenkomst met de Zuidelijke Staten. Een verschil met deze staten was weliswaar dat de landbewerkers in Baltimore veelal geen slaven, maar vrijen betroffen. Naast de moeilijke indeelbaarheid bij noord of zuid, ligt de stad eigenlijk te ver naar het oosten om meegerekend te kunnen worden met de Rust Belt van de Verenigde Staten, een landstreek met een met name industrieel verleden. Als belangrijke industrie- en havenstad en de oorsprong van de B&O Railroad die Baltimore met Ohio en vele industriegebieden landinwaarts verbond, wordt de stad soms desondanks onder deze regio geschaard. Baltimore gaat net als dat gebied gebukt onder de-industrialisatie en de gevolgen als werkloosheid en leegstand.[47] Als stad in Maryland is Baltimore gelegen in de Midden-Atlantische staten, die door folklorist Simon J. Bronner "de minst opvallende van de Amerikaanse regio's" wordt genoemd.[48]
Megalopool en metropolen
Baltimore maakt als stad aan de noordoostkust van de Verenigde Staten onderdeel uit van de megalopool BosWash-corridor of Northeast Megalopolis. Deze stedenstrook werd in 1961 als eenheid geïntroduceerd door sociaal-geograaf Jean Gottmann in zijn studie Megalopolis: The Urbanized Northeastern Seaboard of the United States. Het gebied is bijna 600 mijl (965 km) lang en telde op dat moment 30 miljoen inwoners, wat neerkwam op bijna een zesde van de Verenigde Staten. Gottman herkende in het gebied veel eigenschappen van een grote, samenhangende stad met een vooraanstaande bevolking die nergens ter wereld op eenzelfde schaal zulke goede omstandigheden kende op het gebied van welvaart, onderwijs, huisvesting en voorzieningen. In een onderzoek uit 1963 werd geconstateerd dat in Baltimore 90% van de verkeersbewegingen volledig binnen de megalopool plaatsvond.[49]
Baltimore wordt door het Amerikaanse Bureau voor Management en Budget voor statistische doeleinden gerekend tot de metropool Baltimore–Columbia–Towson Metropolitan Statistical Area. Dit omvat een gebied van de Baltimore city, Baltimore County en vijf andere counties. Het gebied telde in 2019 naar schatting 2.800.053 inwoners.[6] De metropool maakt op zijn beurt, samen met onder meer Washington, D.C., onderdeel uit van het het grotere metropolitane gebied Baltimore–Washington metropolitan area. Dit is een zogenoemd Combined Statistical Area. In 2012 werd het aantal inwoners hiervan geschat op 9.331.587.[50]
Chesapeakebaai en Patapsco
De regio van Baltimore maakte voor de kolonisatie deel uit van het verspreidingsgebied van Susquehannock-stammen, vernoemd naar de rivier Susquehanna die in de Chesapeakebaai uitmondt. De plaats ontstond op een helling langs de Patapsco, westelijk van de plek waar de waterloop Jones Falls uitmondde. Deze stroom nam een grote hoeveel slib mee, waardoor de diepte van de rivier onvoldoende was voor schepen met een grote diepgang. In sommige gevallen zorgde de Jones Falls voor een grote toeloop van water waardoor de oevers bij Baltimore overstroomden. Daarnaast lag de kustlinie vol met moerassen. Deze context was niet ideaal voor handelsactiviteiten, waardoor grote ontwikkeling eerst uitbleef. De Chesapeakebaai en de Patapsco vormen desondanks een natuurlijke haven. Bij Fells Point, oostelijk van de Jones Falls, was het water een stuk dieper. Die locatie was daarmee direct geschikt voor handelsactiviteit. In 1706 werd de baai door de Algemene Vergadering van de Britse kolonie Maryland aangewezen als invoerhaven.
De positie aan de kust was ook kwetsbaar voor vijandige schepen. De landtongen in en rond de baai boden dan weer strategische plekken voor fortificaties. In 1776 werd Fort Whetstone gebouwd op Whetstone Point (Locust Point), een schiereiland in de Patapsco-rivier. In 1793, tussen de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de Oorlog van 1812, gaf Maryland het beheer van Fort Whetstone over aan de federale overheid. Deze begon in 1794 met de bouw van een reeks Atlantische forten, waaronder Fort McHenry op de plaats van Fort Whetstone. Tijdens de oorlog van 1812 bewees dit fort zijn dienst.[51][52]
Onafhankelijke stad
Sinds 1851 is Baltimore City een onafhankelijke stad (Independent city), waarmee het bestuurlijk volledig losstaat van de Baltimore County. In het begin had dit voordelen voor de stad, maar in later tijden begon het problemen op te leveren. Allereerst was de mogelijkheid om uit te breiden zeer beperkt. De laatste oprekking van de grenzen vond plaats in 1918, terwijl de bevolking doorgroeide. De oppervlakte van de stad, 210 vierkante kilometer, is een van de kleinste van de grote Amerikaanse steden. Dat aan de andere kant van de grens, in de county, wél ruimte lag en bovendien lagere belastingen konden worden geheven, maakte de stad gedoemd om leeg te lopen. Naast de fysieke beperking staat de stad bestuurlijk zwak, doordat deze relatief laag is vertegenwoordigd in de staat Maryland en moeilijker aanspraak kan maken op middelen van de federale overheid.[19] Als stad zonder verbondenheid met een county wordt Baltimore City voor statistische doeleinden gerekend als county.
Stadsindeling
Baltimore is onderverdeeld in 131 wijken,[53] maar er zijn meer dan 300 buurten te onderscheiden. De politie verdeelt de stad op in negen districten.[54] De gevarieerdheid tussen de onderlinge buurten is herkenbaar in de diverse (sub)culturen, maar ook in de verscheidenheid aan (drugs)bendes.[55] De wijken worden verder gekenmerkt door grote verschilen in ras en inkomen (zie ook de paragraaf Sociale geografie). In de wijk Guilford was tussen 1970 en 2000 89% van de bevolking wit, terwijl de wijk Mondawmin in West-Baltimore voor 99% uit bewoners met een donkere huidskleur bestond. Het gemiddelde inkomen in de noordcentraal gelegen wijk Homeland bedroeg 103.570 dollar, tegenover 17.650 dollar in het iets zuidelijker gelegen Waverly.
In de wijk Canton zorgden ontwikkelingen op verschillende vlakken ervoor dat de bevolking daar in de eerste decennia van de 21e eeuw juist groeide. Ook in andere wijken met historische gebouwen zoals Arcadia, Ashburton, Marble Hill (Upton) en Roland Park, nam de bevolking toe.[53] Tussen 2000 en 2013 was Baltimore samen met zes andere Amerikaanse steden verantwoordelijk voor de helft van de gentrificatie in heel Amerika. Deze demografische verandering vond met name plaats in de wijken rondom de Inner Harbor. Opvallend was dat in Baltimore de gentrificatie voornamelijk in witte wijken plaatsvond, terwijl het in de andere steden vooral zwarte wijken betrof. In Oost-Baltimore groeide de Latijns-Amerikaanse bevolking mee met de gemiddelde inkomens en huisprijzen.[kleine-letter 2]
Sociale geografie
Het stadsgeografische kaartbeeld geeft een duidelijke segregatie in wijken aan. Naar aanleiding van de vormen wordt ook gesproken van 'Zwarte vlinder' (Black Butterfly) en 'Witte L' (White L), begrippen die werden geïntroduceerd door Lawrence Brown (verbonden aan de Morgan State University in Baltimore).[57][58]
Rond de Tweede Wereldoorlog woonde de Italiaanse bevolking in Little Italy, iets ten noorden van de haven. De Polen, Duitsers, Grieken en Slowaken waren elk voor zich ten oosten daarvan in eigen buurten neergestreken. Joden konden vrijwel uitsluitend in het noordwesten een woning vinden[32] en Chinezen woonden in een China Town die geconcentreerd was rond de Marion Street, vlak bij de Lexington Market aan de rand van de binnenstad.[59] De zwarte bevolking woonde met name in de westelijke buurten. De wijken Druid Hill en Rosemont in West-Baltimore en Cherry Hill ten zuiden van de haven waren al voor de jaren '60 voor de meerderheid bewoond door Afro-Amerikanen. Andere wijken volgden na de white flight, de massale na-oorlogse verhuizing van de witte bevolking naar de buitenwijken (zie paragraaf Migratie naar de county).[60]
Parken
In tegenstelling tot onder meer Philadelphia kende Baltimore gedurende lange tijd geen grote openbare pleinen en parken. Gelijk opgaand met het uitdijen van de stad, groeide de behoefte aan open groene ruimte. Een van de eerste plekken die deze bood was de landelijke begraafplaats (rural cemetery) Green Mount Cemetery dat in 1839 werd geopend. Dit glooiende gebied was naast begraafplaats bedoeld als landschappelijk stadspark waar Baltimoreanen 's zondags konden flaneren. In de behoefte aan prettige verblijfsruimte was hiermee zeker niet voorzien, en ook vanuit het oogpunt van hygiëne zag men de noodzaak van meer binnenstedelijke ruimtes. Onder meer in de Baltimore Sun werd stevige kritiek geüit op het beleid van Baltimore, wijzend naar New York en Philadelphia die deze zaken veel beter op orde hadden. Anderen ontdekten dat parken een waardeverhogend middel waren voor aanliggende woningen. De speculantenbroers James en Samuel Canby uit Wilmington (Delaware) verwierven 32 hectare in West-Baltimore, waarvan ze in 1939 2,5 hectare voor 1 dollar aan de stad verkochten ten behoeve van een stadspark. De aanbouw van de eerste woningen en de aanleg van het park, Franklin Square, verliepen gestaag, maar al voor de voltooiing werd het park intensief bezocht.[61]
Het Patterson Park is een park van 55,5 ha (137 acres) ten oosten van downtown. Het park bevindt zich op de grond rond de Hampstead Hill waar tijden de Slag om Baltimore in 1814 12.000 Amerikaanse soldaten en inwoners de stad verdedigden. Het opende in 1853 als een van de eerste officiële stadsparken in de Verenigde Staten. De Olmsted Brothers zorgden voor een uitbreiding en voegden diverse recreatieve voorzieningen toe.[62][63][64] Druid Hill Park is een van de oudere grote parken van Baltimore. In het park bevindt zich de dierentuin The Maryland Zoo, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1876.[62][63]
De geografische ondergrond met dalen en waterlopen zoals de Gwynns Falls en de Jones Falls die in de Patapsco uitmonden en de Chinquapin Run en de Herring run die in de richting van de Back River stromen, vormden de aanleiding voor diverse parken en recreatiegebieden. In 1904 schreef het landschapsontwerpbureau Olmsted Brothers een stadsbrede parkvisie, waarbij het onderliggende landschap en de bestaande parken belangrijke inspiratie vormden.[63] Het Gwynns Falls/Leakin Park wordt gevormd door van oorsprong twee separate parken. In de parkvisie van de Olmsted Brothers werd het hele gebied rond de waterloop Gwynns Falls vrijgehouden van bebouwing. Leakin Park ontstond toen de stad in 1940 het landgoed Crimea in bezit kreeg, gelegen aan de Dead Run, een zijrivier van de Gwynns Falls. Het park kreeg grote bekendheid doordat er in de 20e en 21e eeuw een groot aantal dode lichamen werd gevonden.[62][63] Het Herring Run Park is een langgerekt park gelegen in het dal van de Herring Run, een waterloop die via de Back River uitmondt in de Chesapeake Bay. Het park was eveneens onderdeel van de stadsvisie die de Olmsted Brothers in 1904 presenteerde, en sloot aan op het park bij Lake Montebello, een aangelegd zoetwaterreservoir. In de jaren '20 werden diverse gronden verworven.[62][63][65]
Federal Hill Park
Federal Hill Park ligt op de heuvel in de wijk Federal Hill aan de zuidzijde van de Inner Harbor. Vanaf hier is er goed zicht op de haven en op Downtown Baltimore. In 1788 vierden de Baltimoreanen Marylands ratificatie van de Amerikaanse grondwet door het zelfgebouwde schip met de naam The Federalist vanaf de heuvel te water te laten. In de 19e eeuw bouwden kooplieden er een observatietoren om het zicht op binnenvarende schepen te vergroten. Ook in de oorlog van 1812 had de toren een belangrijke rol. In de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) vormde de heuvel de strategische locatie voor een fort, dat direct na de oorlog, in 1866, werd ontmanteld. In 1880 werd het gebied door de stad als park bestempeld. Een nieuwe observatietoren die in 1887 als prominent object in het park werd geplaatst, bleek de tand des tijds niet te kunnen doorstaan: in 1902 werd het door een windvlaag omver geblazen.[63][66]
Klimaat
Ook in klimatologisch opzicht ligt de stad op een scheidslijn in de Verenigde Staten. De stad kent warme zomers zoals in de zuidelijke steden, maar koude winters zoals in het noorden. In de klimaatclassificatie van Köppen is Baltimore ingedeeld bij het vochtig subtropisch klimaat. In januari is de gemiddelde temperatuur 0,5 °C, in juli is dat 25,0 °C.[67]
Weergemiddelden voor Baltimore, Maryland | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Maand | jan | feb | mrt | apr | mei | jun | jul | aug | sep | okt | nov | dec | Jaar |
Gemiddeld maximum (°C) | 5,2 | 7,2 | 12,0 | 8,1 | 23,3 | 28,3 | 30,7 | 29,5 | 25,5 | 19,3 | 13,6 | 7,4 | 17,6 |
Gemiddelde temperatuur (°C) | 0,5 | 2,1 | 6,4 | 12,1 | 17,2 | 22,4 | 25,0 | 23,9 | 19,9 | 13,4 | 8,1 | 2,6 | 12,8 |
Gemiddeld minimum (°C) | −4,2 | −3,0 | 0,8 | 5,9 | 11,1 | 16,6 | 19,3 | 18,4 | 14,2 | 7,4 | 2,5 | −2,2 | 7,3 |
Neerslag (mm) | 78,7 | 73,7 | 99,1 | 81,3 | 101,6 | 88,9 | 104,1 | 83,8 | 101,6 | 83,8 | 83,8 | 86,4 | 1.066,8 |
Bron: Weatherbase[67] |
Baltimore kent met het industriële verleden nog altijd sterke banden tussen de Democratische Partij en de arbeiders. Naast Montgomery County en Prince George's County is Baltimore City een van de belangrijkste Democratische eenheden in de staat Maryland.[68] In 2019 werd Jack Young waarnemend burgemeester nadat Catherine Pugh als gevolg van een longontsteking was afgetreden. Tegen haar liep tegelijkertijd een onderzoek naar fraude rond de financiering van een door haar zelf geschreven kinderboek. Bij de burgemeestersverkiezingen in november 2020 werd Brandon Scott verkozen tot burgemeester. Scott groeide zelf op in de wijk Park Heights, waar hij voor zijn tiende levensjaar getuige was van een schietincident. In zijn campagne gaf hij aan het hoge moordcijfer te beschouwen als een probleem voor de volksgezondheid en het ook als zodanig aan te willen pakken.[69]