Negev-bedoeïenen
etnische groep / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Negev-bedoeïenen of Naqab-bedoeïenen zijn een van oorsprong nomadisch of half-nomadisch levend volk, dat voornamelijk in het noordoosten van de Negev-woestijn in Israël woont. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de bedoeïenen vrijwel de enige inwoners van de Negev. Zij leefden in tenten en trokken met hun geiten, schapen, ezels en kamelen van plek naar plek door de woestijn op zoek naar weidegronden, zonder zich iets van nationale grenzen aan te hoeven trekken.
Meerdere stammen – onderverdeeld in clans – trokken in het verleden rond in de regio Palestina, inclusief Transjordanië, Gaza en het Sinaï-schiereiland. Hun voornaamste verblijfplaats was de Negev. Afhankelijk van de seizoenen verbleven zij tijdelijk ook in het oosten en noorden van de regio. Identiteit en cultuur zijn voor hen nauw verbonden met het grondgebied waarop zij leven. Door regeringspolitiek en door concurrerende volken die aanspraak op het grondgebied maakten werden zij geleidelijk gedwongen tot een bestaan op ingeperkte vaste plekken.
Vóór de stichting van Israël leefden zo'n 90.000 bedoeïenen in de noordelijke Negev. Hiervan bleven er slechts circa 10 à 11.000 over. De rest moest, net als de meeste andere Palestijnse vluchtelingen, in 1947-1949 tijdens de Nakba vluchten. Israël liet in 1949 alleen die bedoeïenen-stammen terugkeren die zich bereid verklaarden het gezag van de Israëlische staat te erkennen en zich te vestigen op de plekken die hen door de staat zouden worden toegewezen.
In de nieuwe staat Israël resteerden kleine dorpen, deels daterend van vóór de stichting van Israël, deels nieuw opgericht door van hun land verdreven bedoeïenen, die door Israël gedwongen werden geconcentreerd in een gebied dat bekend staat als de Siyag.[1],p. 11 Deze dorpen staan bekend als de "unrecognized villages" (‘niet-erkende dorpen’). Niet erkend door Israël, werden deze niet opgenomen in een planningswet van 1965 en de meeste grond werd bestemd als landbouwgrond, waardoor bouwvergunningen voor nieuwe huizen niet mogelijk zijn en de dorpen bij wet een illegale status kregen.[2] Claims van bedoeïenen over historische grondeigendomsrechten worden door de regering doorgaans afgewezen, of er wordt gedeeltelijke schadevergoeding uitgekeerd in ruil voor het afstand doen van verdere claims.
Vanwege de illegaliteit waren en zijn de bedoeïenen-dorpen voortdurend in hun voortbestaan bedreigd. Waar zij regeringsplannen in de weg staan worden de huizen regelmatig gesloopt. Sinds de 1970er jaren waren dat er duizenden.[3],p. 3 Slechts ongeveer een tiental van deze bedoeïenen-dorpen werd na 2000 officieel door de staat erkend.
Israël heeft sinds zijn ontstaan een politiek gevoerd om de Negev-bedoeïenen zoveel mogelijk in de Siyag te concentreren, om het zo vrijkomende grondgebied voor andere doeleinden te ontwikkelen. Het meeste land werd door de staat in beslag genomen en tot staatsland verklaard.[4],p. 112-113 [5] Israël en de semi-staatsbedrijven Jewish Agency en JNF wensten (en wensen) de Negev vooral te ontwikkelen voor de vestiging van nieuwe Joodse immigranten en industrie, en algemene infrastructuur. Er wordt gestreefd naar een regionale Joodse meerderheid. Zo werd in 2003 een groots plan gepresenteerd, dat mede bedoeld was als demografisch tegenwicht voor de bedoeïenen-bevolking.[6] Volgens Human Rights Watch streeft de regering naar maximale controle over land en naar toename van de Joodse bevolking in de regio om strategische, economische en demografische redenen.[7]
Israël bouwde speciaal voor de bedoeïenen in de Siyag een aantal 'townships', waar de bewoners veel minder grond tot hun beschikking hebben. Ze moesten daarbij afstand doen van hun traditionele levenswijze en afzien van de claims op hun voorvaderlijke grond. Tussen 1968 en 1989 bouwde de staat 7 townships, waarvan de grootste Rahat is. Meer dan 100.000 Negev-bedoeïenen werden onder drang en dwang van de staat hiernaar overgebracht of gedeporteerd. Druk werd onder andere uitgeoefend door agressief en destructief optreden tegen de bedoeïenen-dorpen, inclusief het slopen van woningen, het inperken van weidegronden en vernietigen van oogsten.[8]
In 2011 nam de regering van Benjamin Netanyahu het "Prawer-plan" aan, dat bedoeld was om een eind te maken aan de niet-erkende dorpen en de eigendoms-claims van de bedoeïenen. Netanyahu presenteerde het als een plan voor economische ontwikkeling en voorspoed voor de bedoeïenen. Formeel was het streven naar het zoveel mogelijk legaliseren van de dorpen. In de praktijk bleek het te gaan om het overbrengen van zoveel mogelijk inwoners naar de bedoeïenen-townships en de rest onder te brengen in bestaande en nieuwe dorpen in de Siyag.[2]
Het Prawer-plan werd na vele protesten eind 2013 uitgesteld, maar de staat ging in de geest van het Prawer-plan op andere wijzen door met de uitvoering. Dat gebeurt sindsdien door middel van plannen voor grote projecten waarvoor huizen en andere bebouwing in de dorpen moeten verdwijnen.[2] Het gebruikelijke beleid sinds de 1970er jaren om regelmatig huizen in niet-erkende dorpen te slopen[3],p. 3 werd sinds het Prawer-plan door de Israëlische staat versterkt voortgezet. Het aantal gesloopte bouwsels in de dorpen is sindsdien gestadig gestegen.[9]
In Galilea, in het noorden van Israël, lagen eveneens niet-erkende bedoeïenen-dorpen. Verschillende stammen uit de Negev hadden zich daar en in nog andere regio's gevestigd onder druk van de door de staat opgelegde beperkingen in bewegingsvrijheid. De noordelijke dorpen werden uiteindelijk door de staat erkend, maar kregen pas tussen 1994 en 2001 de status van gemeente. In Galilea wonen ongeveer 60.000 bedoeïenen; in centraal Israël nog eens zo'n 10.000.[10]
Op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever leven vijf Palestijnse bedoeïenen-stammen die oorspronkelijk in de Negev woonden. Ook hier worden de bedoeïenen-dorpen in hun bestaan bedreigd. Huizen en infrastructuur, ook door de internationale gemeenschap gesteunde projecten, worden hier regelmatig door het leger vernietigd, materialen gestolen en de inwoners verdreven.[11][12]