Begijnen
religieuze alleenstaanden in de middeleeuwen / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Begijnen waren alleenstaande vrouwen die rond het einde van de elfde eeuw in heel West-Europa opkwamen onder invloed van een combinatie van economische, sociale, religieuze en politieke factoren.[2] Ze waren pioniers omwille van het literaire genre van de volkstaal-theologie, maar vooral door een nieuwe levensstijl in een begijnhof. Mannen die tot deze levensstijl overgingen zijn begarden (ook gekend onder de term 'begaarden' of 'bogaarden').
De oorsprong van het woord 'begijn' is onduidelijk, maar er zijn enkele hypothesen. De beschermheilige van de begijnen is Begga van Herstal, waardoor het woord kan afgeleid zijn van deze patrones. 'Begijn' kan ook duiden op de kleur van hun pijen: beige of verwijzen naar de Albigenzen. Ook wordt wel verondersteld dat de term 'begijn' is afgeleid van de stam begg die zou duiden op mompelen, stamelen (vgl. het Franse bègue= stamelaar). In deze opvatting is een begijn een vrouw die voortdurend gebeden prevelt.