Bette
adellijk geslacht / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Huis Bette is een Gents geslacht dat talrijke edelen en magistraten heeft voortgebracht, die in dienst stonden van de graaf van Vlaanderen. Vertegenwoordigers van familie Bette vervulden meermaals schepenambten in Gent. Bovendien was de familie in het bezit van een aantal lenen, waaronder Lede, Muisbroek, Hollebeke, Schellebelle en Wanzele.
Bette | ||
---|---|---|
Wapenbeschrijving | In lazuur drie Sint-Antoniuskruisen van goud, 2 en 1 geplaatst. |
In 1556 werd ridder Jacob Bette heer van Lede. In 1579 verkocht graaf Filips hem alle justitie, gronden en de heerlijkheid van Schellebelle en Wanzele en al zijn rechten in de parochie en heerlijkheid Lede. Na zijn overlijden in 1591 werd hij opgevolgd door zijn zoon Jan, die in 1598 geridderd werd en in 1607 de titel ontving van baron van Lede. Lede werd tot markizaat verheven onder zijn kleinzoon Willem Bette, een groot veldheer en onder meer gouverneur van Limburg, Overmaas en Gelderland, hoogbaljuw van Gent en ridder van het Gulden Vlies. Lede bleef in het bezit van de familie Bette tot in 1779 de laatste afstammeling kinderloos overleed.
Jean-François Bette, de voorlaatste markies van Lede, was een generaal in het Spaanse leger in de Nederlanden. Als dank voor zijn steun in de Spaanse Successieoorlog benoemde Filips van Anjou hem in 1709 tot ridder in de Spaanse Orde van het Gulden Vlies.