Bloedbad in Hebron op 25 februari 1994
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Bloedbad van Hebron is een bloedbad, aangericht door een Israëlische arts, op vrijdag 25 februari 1994 in de Ibrahimi-moskee in Hebron tijdens Ramadan. Baruch Goldstein, een Israëlische arts, drong op het Poerimfeest, gewapend en in soldatenuniform, de Ibrahimi-moskee binnen waar 800 Palestijnse moslims in gebed waren en schoot daar 30 biddende moslims dood, en verwondde ongeveer 150 anderen.[1]
De neutraliteit van dit artikel wordt betwijfeld. Zie de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie. |
Tijdens hun vlucht naar buiten werd minstens nog een Palestijn gedood door Israëlische militairen. Gewonden werden op hun weg naar het ziekenhuis herhaaldelijk tegengehouden door militairen die de auto's waarin ze vervoerd werden wilden doorzoeken. Goldstein werd bij de op de aanslag volgende rellen gedood. Tijdens de onrust die zich verspreidde over de bezette gebieden doodden Israëlische soldaten meer dan 20 Palestijnen en verwondden honderden anderen.[2]
Een jaar eerder, in oktober 1993, had Goldstein op gebedskleedjes in de Ibrahimi-moskee zuur gegoten dat daar grote gaten inbrandde, en zes biddende moslims aangevallen. Een brief hierover van het moslimbestuur, gericht aan de Israëlische premier Yitzak Rabin, was niet beantwoord en de Israëlische autoriteiten hadden er geen actie op ondernomen.
Na het bloedbad werd de begrafenis van Goldstein door honderden Israëli's bijgewoond, die hem verheerlijkten als een held en als 'Zoon van Israël'.[2]
De aanslag werd door de toenmalige Israëlische premier Yitzhak Rabin in de Knesset veroordeeld. Ook nam hij contact op met PLO-leider Yasser Arafat, tegenover wie hij de aanslag eveneens veroordeelde.[1]