Aanvoegende wijs
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De aanvoegende wijs of conjunctief is een in onder meer de Indo-Europese talen voorkomende werkwoordswijs (kortweg ook wel 'wijs' of 'modus'). Een grammaticale vorm van vergelijkbare strekking is ook bekend in de Semitische en Fins-Oegrische talen.
Deze wijs drukt meestal een handeling uit die de spreker als onwerkelijk (irrealis) of mogelijk (potentialis) beschouwt; dit kan over het verleden, het heden of de (nabije) toekomst gaan. Specifiekere voorbeelden van het gebruik van de aanvoegende wijs zijn: twijfel (dubitativus), aansporing (adhortativus), wens (optativus, bijv. God zij met ons), toegeving (concessivus), doel (finalis), of slechts onwerkelijkheid van de handeling (irrealis) of mogelijkheid (potentialis).
De term 'aanvoegende wijs' is afgeleid van modus coniunctivus – de benaming voor dit verschijnsel in het Latijn – waarbij "aanvoegend" betrekking had op het feit dat de wijs oorspronkelijk vooral werd gebruikt in bijzinnen, die zich naar hun aard "voegen aan" een hoofdzin.[1]