Coucke en Goethals
Criminele zaak / juridische affaire uit België die toeleiding had tot het doorvoeren van het Vlaams als officiële taal in België. / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Jean Coucke (Sint-Denijs, 9 juni 1810 – Charleroi, 16 november 1860) en Pieter Goethals (Lotenhulle, 17 maart 1826 – Charleroi, 16 november 1860) waren twee Vlaamse terdoodveroordeelden. Coucke was een aardappelverkoper en Goethals was actief als ploegbaas bij de spoorwegen nabij de steenkoolmijnen van Marcinelle-Couillet. Beide mannen werden in 1860 ter dood veroordeeld op verdenking van roofmoord. Het proces verliep volledig in het Frans terwijl geen van beiden deze taal machtig was. Ze werden via onthoofding geëxecuteerd.
De zaak vormde in 1873 de aanleiding voor een parlementair debat over een aanpassing van de Belgische justitiewetten. De wet-Coremans, een van de eerste wetten waarin het Nederlands als officiële taal in België werd erkend, was het eindresultaat. Coucke en Goethals groeiden later ook uit tot een symbool van de Vlaamse Beweging en worden ook nu nog in veel Vlaams-nationalistische kringen als martelaars gezien in de Belgische taalstrijd.