Cunctos populos
wet / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het edict Cunctos populos of het Edict van Thessaloniki van de drie keizers Theodosius I, Gratianus en Valentinianus II werd in Thessaloniki afgekondigd op 27 februari 380. Het maakte een einde aan de godsdienstvrijheid die sinds het Edict van Milaan van 313 in het Romeinse Rijk geheerst had en geldt als een belangrijke stap naar de status van het (katholieke) christendom als staatsreligie.[1]
Het edict richt zich in de eerste plaats tot de bevolking van de stad Constantinopel, maar was voor het gehele rijk bedoeld. Voorop stond een politiek doel: de eenheid van het rijk te versterken. Enig overleg met kerkelijke en theologische vertegenwoordigers vooraf was er niet. Het jaar na zijn afkondiging werd het edict aangevuld met bepalingen tegen ketters.
Het Rooms-Alexandrijnse geloof in de drieënigheid van God werd tot verplichte staatsreligie verheven en al wat daarvan afweek werd tot ketterij verklaard met alle gevolgen van dien. Niet alle strafmaatregelen werden onmiddellijk uitgevoerd. Eerst volgde verbanning en kerksluiting. De eerste tenuitvoerlegging van de doodstraf vond in 385 in Trier plaats. Met dit edict opende ook de Codex Justinianus (C. 1.1.1) uit 532. Het edict werd nooit meer opgegeven en het vormde zelfs de rechtgrondslag voor de in de 13e eeuw in het leven geroepen Inquisitie.