Disticha Catonis
Spreuken van Cato, latijns werk met anwijzingen voor goed gedrag / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De "Dicta Catonis" (d.i. Uitspraken van Cato) is de naam die traditioneel gegeven wordt aan een verzameling van 144 Latijnse zedenspreuken, telkens bestaande uit twee versvoeten, zogenaamde dactylische hexameters, en om die reden ook vaak "Disticha Catonis" genoemd.
Deze uitspraken worden, zij het ten onrechte, toegeschreven aan de oud-Romeinse moralist Cato de Oude, die de regels zou hebben geschreven voor de opvoeding van zijn zoon. Cato's kernachtige manier van spreken maakte vele van de historische uitlatingen ook spreekwoordelijk. In werkelijkheid dateren de Disticha Catonis echter uit, of werden verzameld in, de 3e eeuw of 4e eeuw na Chr. Enkele verzen worden namelijk geciteerd in een brief van arts en schrijver Vindicianus aan keizer Valentianus die in 375 is overleden.[1] Ze zijn over het algemeen stoïcijns van aard, en bepaalde spreuken moeten vrijwel zeker op oudere bronnen teruggaan, maar deze ook daadwerkelijk identificeren is onbegonnen werk. In een uitgave met Italiaanse vertaling van 1485 noemt men het elegante commentaar van Cato.
Het werk werd bij de Romeinen gebruikt in het lager onderwijs en is op grote schaal door overschrijven vermenigvuldigd. Tot in de 19e eeuw werden de verzen in heel Europa in het onderwijs gebruikt, ook om Latijn te leren.
Een paar voorbeelden:
Contra verbosos noli contendere verbis:
Sermo datur cunctis, animi sapientia paucis. [= I, 10]
Ga liever niet bekvechten met woordenkramers:
spraak is aan iedereen gegeven, wijsheid van geest aan weinigen.
Fac tibi proponas mortem non esse timendam,
quae bona si non est, finis tamen illa malorum est. [= III, 22]
Maak het tot je vaste voornemen de dood niet te vrezen,
die is wel geen goed, maar ze is wel het eind van alle ellende.