Dwergrus
soort uit het geslacht rus / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De dwergrus (Juncus pygmaeus, synoniem: Juncus mutabilis) is een eenjarige plant uit de russenfamilie (Juncaceae). De dwergrus komt voor in het Middellandse Zeegebied en kustgebieden van West-Europa. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en sterk in aantal afgenomen.
Dwergrus | ||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||||||
Juncus pygmaeus Rich. (1798) | ||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||||||
Dwergrus op Wikispecies | ||||||||||||||||||
|
De plant wordt 2-10 cm hoog en heeft dunne, rechtop tot iets schuin afstaande, lichtgroene of iets rode weinig vertakte stengels. De bladeren zitten alleen op de onderste helft van de stengel of vaak alleen maar aan de voet. De zwak gootvormige bladeren hebben een overlangse holte die door van buiten nauwelijks zichtbare dwarsschotjes in kamertjes is verdeeld. De onderste, open bladschede heeft twee, witvliezige, afgeronde oortjes. Het onderste schutblad is ongeveer even lang als de langste schermtakken.
De dwergrus bloeit van mei tot in september met rechtopstaande en afstaande, langwerpige, tot 5 mm lange bloemen, die in groepjes (kluwens) van één tot vijf bloemen en aan de voet enkele bracteeën in een gevorkt bijscherm zitten. De lijnvormige tot langwerpige, 3-6 mm lange bloemdekbladen hebben een smal vliezig randje en een stompe tot vrij spitse top. De buitenste bloemdekbladen zijn evenlang als de binnenste. De bloem heeft drie tot zes meeldraden en drie korte stijlen.
De vrucht is een doosvrucht. Het zaad is 0,5 mm groot.