Encefalisatiequotiënt
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het encefalisatiequotiënt is de verhouding tussen het hersenvolume van een mens of dier in verhouding tot het hersenvolume dat geschat wordt op basis van het volume van het mens of dier. De relatie tussen het gehele volume en het geschatte hersenvolume is daarbij gebaseerd op regressie-analyse van data voor diverse diersoorten. In plaats van volumes kunnen ook massa's worden bekeken.
De meer algemene term encefalisatie kan omschreven worden als de toename van het hersenvolume tijdens de evolutie. Er is veel discussie geweest over de vraag in hoeverre het hersenvolume bepalend is voor intelligentie of complexiteit van gedrag van mensen en dieren. Grotere longen kunnen immers meer zuurstof absorberen, en grotere magen meer voedsel verteren. Betekent meer hersenen dan ook meer intelligentie? Het blijkt nu dat het hersenvolume als zodanig geen kritische factor is. Een koe of paard is immers niet intelligenter dan een resusaap, terwijl ze wel grotere hersenen hebben. Van groter belang lijkt de verhouding tussen het volume van de hersenen en dat van het lichaam.
Zo heeft een olifant zeer grote hersenen, maar ook een veel groter lichaam dan de mens. Een groot deel van zijn hersenen wordt dan ook gebruikt voor het onderhoud van bijvoorbeeld de stofwisselingsfuncties van het lichaam, en een veel kleiner deel voor het reguleren van intelligent gedrag. Dit kleine deel wordt ook wel ‘cognitieve surpluswaarde’ genoemd.
De term encefalisatiequotiënt werd voor het eerst door Jerison[1] gebruikt en afgekort EQ genoemd. Zijn benadering maakt deel uit van de allometrie, de wetenschap die de verbanden onderzoekt tussen de groeisnelheid van verschillende lichaamsdelen of lichamelijke processen. Als men nu voor een groot aantal verschillende diersoorten in een grafiek -op logaritmische schalen- het gemiddeld lichaamsvolume uitzet tegen het gemiddeld hersenvolume, dan blijkt men een nagenoeg lineaire functie te krijgen. Een EQ groter dan 1 wil dan zeggen dat een bepaalde soort meer hersenvolume heeft dan men op grond van de lineaire relatie tussen lichaams- en hersenvolume zou voorspellen. Het EQ geldt voor het volume van de hersenen als totaal. Echter, ook het volume van diverse gebieden van de hersenen van de mens, zoals de cortex cerebri, de hippocampus en het cerebellum e.d. komt dicht in de buurt van het volume van zoogdieren met hetzelfde lichaamsgewicht. Wél blijkt dat voor de mens (zie pijl in grafiek hiernaast), mensapen en dolfijnen het hersenvolume groter is dan je op grond van het lichaamsvolume zou voorspellen (zij hebben dus een EQ > 1). Mogelijk hangt dit samen met de sterke ontwikkeling van de cortex praefrontalis bij deze diersoorten en mens.