Energietransitie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Energietransitie is de van overheidswege bevorderde, technologische overgang van de maatschappij naar een situatie, waarin de energievoorziening structureel anders van aard en vorm zal zijn dan het huidige, gecentraliseerde energiesysteem. In het nieuwe systeem is fossiele brandstof grotendeels vervangen door duurzame energiebronnen, is er veel aandacht voor energiebesparing en energieopslag, en is de energievoorziening decentraal georganiseerd.
Het met deze transitie verbonden beleidsdoel is door de internationale gemeenschap neergelegd in het Klimaatakkoord van Parijs. Dit klimaatakkoord werd gesloten om een halt toe te roepen aan de - als ongewenst beschouwde - stijging van de jaarlijkse, wereldgemiddelde temperatuur, of global warming. Met het akkoord wil men de cumulatieve (van alle jaren bij elkaar opgetelde), gemiddelde temperatuurstijging op aarde, gemeten vanaf het begin van de industriële revolutie (1750) tot heden, beperken tot minder dan 2°C.[1] Het verdrag betekende een doorbraak.[2] De uitwerking ervan verschilt echter sterk per land, en niet alle landen onderkennen de urgentie van een energietransitie. Er is veel debat over de effecten en vormgeving van de energietransitie die sterk verschilt per land en in veel landen nog nauwelijks is begonnen. Uit een analyse van de huidige toezeggingen om de uitstoot tussen 2020 en 2030 te verminderen, blijkt dat bijna 75 procent van de klimaatbeloften gedeeltelijk of volledig onvoldoende zijn om bij te dragen aan het verminderen van broeikasgas uitstoot met 50 procent tegen 2030, en sommige van deze toezeggingen zullen waarschijnlijk niet worden gerealiseerd.[3]
In 2017 was het brandstofgebruik in de wereld 15% hernieuwbaar[4] met grote verschillen tussen landen. In Rusland 1%, Nederland 3%, de VS 8%, India 36%, Nigeria 84%. Het elektriciteitsgebruik was in de wereld 21% duurzaam, in Zuid-Korea 3%, Nederland 15%, de EU 30%, Brazilië 74%, Noorwegen 98%.[5] De CO2-uitstoot verschilt ook sterk per land en per persoon: China 11 gigaton, 7,7 ton pp; de VS 5 Gt, 16 ton pp; Duitsland 0,8 Gt, 10 ton pp; India 2,5 Gt, 1,8 ton pp; Nigeria 0,1 Gt, 0,5 ton pp.[6]
Energie- en klimaatonderzoekers van o.a. het Internationaal Energieagentschap hebben scenario's geschreven die een basis voor beleidskeuzes kunnen vormen omdat ze een beeld schetsen van verschillende denkbare ontwikkelingen, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en de organisatie van nieuwe energiesystemen.