Frans Jozef-orde
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Frans Jozef-orde (Duits: Franz Josephs-Orden) werd op 2 december 1849 door keizer Frans Jozef I van Oostenrijk ingesteld ter gelegenheid van zijn eerste ambtsjubileum. Deze ridderorde werd voor maatschappelijke verdiensten verleend. De statuten spraken van "onverschrokken en beproefde aanhankelijkheid aan keizer en vaderland in oorlog- en vredestijd" en van "het dienen van het algemeen belang, het verbeteren van de landbouw, het doen van uitvindingen, het werken in handel, industrie, wetenschap, kunst en liefdadigheid". Ook buitenlanders konden in deze orde worden opgenomen. De keizer behield zich in het stichtingspatent het recht om vreemdelingen in de orde die zijn naam droeg uitdrukkelijk voor. De statuten van de Frans Jozef-orde werden op 25 december 1850 vastgesteld en in 1869, 1901 en in 1908 herzien. Het aantal leden van deze orde, de eerste moderne orde van Verdienste in Oostenrijk, want zij verleende niet zoals de Leopoldsorde adeldom of titels aan de Ridders, was onbeperkt.
Deze eerste moderne Oostenrijkse orde volgde het voorbeeld van de moderne orden van verdienste zoals de Pruisische Orde van de Rode Adelaar en het Franse Legioen van Eer. De orde werd dankzij de uitgebreide kring van de in de statuten genoemde verdiensten de in de 19e eeuw meest verleende onderscheiding onder de Oostenrijkse ridderorden, vergelijkbaar met de Nederlandse Orde van Oranje-Nassau en de Belgische Kroonorde.
De Frans Jozef-orde was de laatste van de door de Habsburgers gestichte ridderorden. Oostenrijk kende in 1849 een militaire orde, de Orde van Maria Theresia, en de voor verdiensten uitgereikte versierselen van de Leopoldsorde en de Orde van de IJzeren Kroon. Na de Frans Jozef-orde werd in de 69 jaar die de monarchie nog restte alleen nog een Damesorde, de Elisabeth-Orde ingesteld.
In het Oostenrijk van de 19e eeuw speelden orden en onderscheidingen een grote rol in het maatschappelijk verkeer. De Frans Jozef-Orde werd duizenden malen uitgereikt aan de onderdanen van de keizer maar ook aan buitenlanders zoals diplomaten en handelaren.