Geschiedenis van Georgië
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De geschiedenis van Georgië gaat terug tot het paleolithicum. Sinds die tijd is het gebied constant door mensen bewoond geweest. In haar geschiedenis is Georgië staatkundig gezien maar zelden één geheel geweest. Vaak werd het geheel of gedeeltelijk door omringende grootmachten beheerst.
In de oudheid lagen in het binnenlandse gebied van het huidige Georgië de koninkrijken Colchis en Iberië, die beide in de 4e eeuw overgingen op het christendom. Daarmee waren de Georgiërs bij alle verdeeldheid voortaan niet alleen verbonden door hun Zuid-Kaukasische taal, maar ook door hun eigen Georgisch-orthodoxe godsdienst. Zowel taal als godsdienst hebben zich steeds kunnen handhaven.
Alleen in de 11e en 12e eeuw, de Georgische gouden eeuw, was het land zelf een regionale mogendheid. Dit Georgische koninkrijk was omstreeks het jaar 1000 ontstaan, nadat verschillende vorstendommen zich hadden weten los te maken van Byzantijnen, Perzen en Arabieren. De Georgiërs werden sindsdien geregeerd door de Bagrationi-dynastie en dat bleef zo toen Georgië in de 15e eeuw uiteenviel en de speelbal werd van Aziatische steppevolken, Perzen en Turken. In de 18e eeuw zagen deze Bagrationi, die heersten over de afzonderlijke koninkrijken Imeretië, Kartlië en Kachetië, zich gedwongen tot de bescherming van het opkomende Rusland. Gedurende ruim een eeuw hoorde Georgië bij het Russische tsarenrijk en vervolgens, na een kortstondige onafhankelijkheid, tot de Sovjet-Unie. Daaruit wist het land zich in 1991 los te maken. Sindsdien heeft Georgië wederom te maken gehad met interne verdeeldheid, ditmaal langs etnische scheidslijnen, en tracht het zijn onafhankelijkheid van het machtige Rusland te bewaren.