Grote koninklijke vrouwe
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Grote koninklijke vrouwe of hoogste koningsvrouw (Oudegyptisch: ḥmt nswt wrt) is de Egyptische titel die ongeveer sinds het Middenrijk (ca. 1976 v.Chr.) maar voornamelijk vanaf ca. 1590 v.Chr. ter aanduiding van de faraovrouw werd gebruikt in het oude Egypte. Er waren meerdere vrouwen aan het hof, waaronder ook concubines van de mannelijke farao. Dit was een regeling die voor diplomatieke betrekkingen met buurstaten instond, vanwaar koningsdochters als prinses aan het Egyptische hof werden toegevoegd en omgekeerd. Maar slechts één had de status van grote koninklijke vrouwe, doorgaans een Egyptische.
Men is er altijd van uitgegaan dat de troonopvolging in het oude Egypte langs de koninklijke vrouwen verliep. Deze erfdochtertheorie wordt sinds de jaren tachtig aangevochten.[1][2] Men neemt nu aan dat vanaf een bepaald moment de troon naar de oudste zoon van de mannelijke farao ging. Dus was de moeder van een erfgenaam niet altijd de Grote koninklijke vrouwe. Eenmaal de nieuwe farao gekroond was, kon deze zijn moeder wel de titel geven, naast eventueel nog andere titels. Voorbeelden hiervan zijn die van Iset, de moeder van Thoetmosis III,[3] Tiaa, moeder van Thoetmosis IV[1] en Moetemwia, moeder van Amenhotep III.[4]
Meretseger, de 'hoofdvrouw' naast Senusret III, is de eerste koningin bij wie de titel grote koninklijke vrouwe verschijnt. Zij is ook de eerste koningin die haar naam in een cartouche zet.[5] Maar zij wordt pas geattesteerd in het Nieuwe Rijk.[6] Daarom neemt men aan dat de titel mogelijk een anachronisme is. En misschien was de eerste houdster van deze titel dan wel Noebchaas van de tweede tussenperiode.
Een bijzondere plaats in de geschiedenis van koninklijke vrouwen wordt ingenomen door Hatsjepsoet. Zij was Grote koninklijke vrouwe naast haar halfbroer Thoetmosis II. Gedurende die tijd was Hatsjepsoet ook godsvrouw van Amon (rang van opperpriesteres in de tempel van Amon in Karnak). Na de dood van haar echtgenoot werd ze regentes, toen haar stiefzoon, de enige mannelijke opvolger (geboren uit Iset) nog minderjarig was. Hij zou later Thoetmosis III worden. Maar tijdens zijn jeugd werd Hatsjepsoet tot farao gekroond en regeerde zij in die functie gedurende vele jaren. Egypte had al eerder vrouwelijke farao's gehad, maar de term 'farao'[7] kwam pas vanaf de 18e dynastie van Egypte in voege. Als waarneemster van het faraoschap droeg zij haar titel van Godsvrouw van Amon dan over op haar dochter Neferoere, aangezien beide titels en bijhorende verantwoordelijkheden niet door dezelfde persoon mochten gedragen worden. Misschien werd haar dochter later dan weer grote koninklijke vrouwe naast Thoetmosis III, al is er geen duidelijk bewijs voor een huwelijk.[8]
Van de 18e tot de 20e dynastie van Egypte komt ook de onderscheiding grote koninklijke vrouwe, zijn geliefde (hmt-niswt-wrt meryt.f) veel voor.