Heterosis
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Heterosis of hybride groeikracht is het effect dat de nakomeling het gemiddelde van een of meer eigenschappen van de beide ouders overtreft. Het effect kan zowel bij planten als dieren voorkomen. Planten die ontstaan uit een kruising van twee verschillende inteeltlijnen ontwikkelen zich fors en geven een hogere opbrengst. Ook kan dit optreden bij onder andere de hoeveelheid inhoudsstoffen van een plant. In het algemeen geldt dat hoe minder de kruisingsouders aan elkaar verwant zijn des te grotere heterosis is te verwachten. Dit verschijnsel wordt gebruikt bij de ontwikkeling van nieuwe hybride rassen van bijvoorbeeld maïs, ui, vleesvarkens en vleeskuikens.
Het heterosiseffect is al in 1766 door Josef Kölreuter waargenomen. In 1865 nam Carl von Nägeli een grote groeikracht in de F1-hybride waar. Ook Beal omstreeks 1880 en George H. Shull en Edward M. East beschreven omstreeks 1909 de hybride groeikracht. Shull en East kruisten een dent en een flint type die weinig verwant zijn met elkaar. Donald F. Jones van het Connecticut Agricultural Experiment Station te New Haven ontwikkelde tussen 1914 en 1917 een commerciële methode voor het maken van maïshybriden.
Er zijn verschillende theorieën om heterosis te verklaren:
- de heterozygotie-theorie of bastaardgroeikracht van Shull en East
- de overdominantie-theorie
- de factoren- of dominantie-theorie van Jones
- de plasmatische-theorie