Industriële archeologie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Industriële archeologie is een begrip dat vooral in Vlaanderen en Engelstalige landen wordt gebruikt om een tak van de archeologie aan te geven, die zich richt op onderzoek naar de materiële cultuur van de industriële periode.
De industriële archeologie bestudeert de industriële maatschappij, de industriële relicten en de materiële infrastructuur van productie vanaf de late 18e eeuw en maakt daarbij gebruik van relicten, geschreven en mondelinge bronnen en iconografie. Hierbij kan worden gedacht aan prehistorische kopermijnen zoals die in het Britse Nationaal park Peak District, maar ook modernere vormen van industrie zoals fabrieken bijvoorbeeld het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (M.I.A.T.) in Gent. Daar grootschalige industrialisatie begon in de 18e eeuw, wordt de term vaak geassocieerd met deze en latere periodes. Industriële archeologen hebben tot doel resten van oude vormen van industrie, inclusief de bijbehorende technologie, transportmiddelen en gebouwen, vast te leggen en te begrijpen. Het werk combineert traditionele archeologie, techniek, architectuur, en economie. Deze archeologie bestudeert de volgende domeinen: transport, energiebronnen, ontginning van metalen, productieprocessen.
In Nederland is de term industriële archeologie goeddeels in onbruik geraakt. Hier spreekt men regulier over Industrieel erfgoed en is er vanuit het academisch werk geen relatie (meer) met archeologie, behalve in enkele initiatieven in de Contemporaine archeologie.