Intracraniële druk
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Intracraniële druk is de druk binnen de schedel (in het "cranium") en is dus de druk in de hersenen en het hersenvocht. Medische laboratoria gebruiken als maat voor de intracraniële druk nog steeds de oude eenheid 'millimeter kwik' (mmHg; 1 mm Hg ≈ 133 Pa). Deze druk is normaliter, in rust, tussen de 7 en 15 mmHg (0,9-2,0 kPa) bij een volwassene die op zijn rug ligt.[1] Het lichaam beschikt over meerdere mechanismen om de intracraniële druk stabiel te houden. Veranderingen in de intracraniële druk ontstaan door veranderingen in het volume van een of meerdere in het cranium aanwezige bestanddelen. De druk van het hersenvocht wordt beïnvloed door abrupte veranderingen in de intrathoracale druk bij hoesten (intra-abdominale druk) en bij de manoeuvre van Valsalva (waarbij iemand zijn mond dichthoudt, neus dichtknijpt en dan probeert te blazen), en door de communicatie met het hart en vaatstelsel.
Wanneer de intracraniële druk stijgt boven de 20–25 mmHg (de bovengrens van normale druk), spreekt men van een verhoogde intracraniële druk. Als dit gebeurt, moet er mogelijk worden ingegrepen om de druk te verlagen en hersenletsel te voorkomen.[2]