Auteurschap en motief
Het Evangelie volgens Lucas wordt traditioneel aan de evangelist Lucas toegeschreven en door de meeste wetenschappers gedateerd tegen het einde van de eerste eeuw (circa 80-90 n.Chr.). Waarschijnlijk kende de schrijver het geboorteverhaal in het Evangelie volgens Matteüs niet, maar een minderheid van de wetenschappers meent van wel.
Lucas schreef dit evangelie om een zekere Theofilus te overtuigen van de waarheid van de christelijke boodschap. Dit soort 'levens' van beroemde personen werd in de Grieks-Romeinse wereld geschreven om er morele lering uit te trekken. Bij een bijzonder persoon hoorde ook een bijzondere geboorte, waarbij de latere betekenis van de persoon al duidelijk werd. Lucas gebruikt het geboorteverhaal in het bijzonder om Jezus te verbinden met de verwachtingen en profetieën in de heilige geschriften van de Israëlieten (het Oude Testament).
Structuur van het verhaal bij Lucas
15e-eeuws Vlaams miniatuur van de aankondiging aan de herders
De stijl van Lucas doet denken aan het taaleigen van het Oude Testament, het Hebreeuws, en is bewust geënt op de Septuagint (de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel).
De opbouw van dit Bijbelgedeelte is als volgt:
- 1:5-80 gaat over de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper, de voorloper van Jezus. Elisabet wordt geïntroduceerd als de vrouw van priester Zacharias en een familielid van Maria (1:36), die uitgehuwelijkt is aan Jozef van Nazareth. Eerst krijgt de man van de onvruchtbare Elisabet (1:7) te horen dat zij toch zwanger zal worden (1:13), later krijgt de nog maagdelijke Maria te horen dat zij eveneens zwanger zal worden en een kind baren (Annunciatie aan Maria, 1:26–38). Maria gaat in 'een stad in Juda' bij Elisabet op bezoek (Maria-Visitatie, 1:39–56) en daarna bevalt Elisabet van Johannes de Doper (1:57–80).
- 2:1–7 vertelt over een volkstelling van Quirinius, de reis van Jozef en de zwangere Maria van Nazareth naar Bethlehem en de geboorte van Jezus aldaar.
- 2:8–14 is een duiding van de geboorte van Jezus, waarbij enkele herders in het veld worden bezocht door een engel die hen over de geboorte vertelt (aankondiging aan de herders) en vervolgens een engelenconcert aanschouwen.
- 2:15-20 beschrijft de eerste reacties op de geboorte van Jezus: de aanbidding der herders.
- 2:21–40 beschrijft de toewijding van Jezus in de Joodse tempel in Jeruzalem, waarna het gezin huiswaarts keert naar Nazareth.
Omdat in vers 6 weer "En het geschiedde" klinkt, nemen sommige uitleggers de verzen 6-7 bij het middelste gedeelte van het verhaal. Maar het is de vraag of die formulering zo mechanisch de structuur aangeeft. Bovendien vormt vers 8 met een verandering van plaats en personages een duidelijke breuk.
Inleiding en geboorte van Jezus (Lucas 2:1-7)
De verzen 1-5 beschrijven de historische omstandigheden van Jezus geboorte. Het verhaal begint groot bij de keizer en zijn rijk en zoomt in op de zwangere Maria. De verzen 6-7 beschrijven de eigenlijke geboorte.
Historische omstandigheden
Lucas' geboorteverhaal van Jezus begint met een verwijzing naar Herodes de Grote (zie Lucas 1:5), die regeerde als vazalkoning over Judea van 37 v.Chr. tot 4 v.Chr. Lucas noemt de keizer van het Romeinse Rijk, Augustus, die regeerde van 27 v.Chr. tot 14 n.Chr. en plaatst hiermee de geboorte van Jezus in mondiaal perspectief. Volgens Lucas vaardigde keizer Augustus een decreet (Grieks: dogma) uit dat alle onderdanen van het rijk zich moesten laten registreren voor de belastingen. Vers 2 dateert deze volkstelling ten tijde van Publius Sulpicius Quirinius, de Romeinse legatus (gouverneur) van Syria van 6 tot 9 n.Chr. (Judea was bij Syria gevoegd en viel onder Quirinius.[1]) Dit is historisch problematisch, omdat er minstens een gat van 10 jaar zit tussen de dood van Herodes in 4 v.Chr. en de volkstelling van Quirinius in 6 of 7 n.Chr. (Herodes I was opgevolgd door Herodes Archelaüs, die van 4 v.Chr. tot 6 na Chr. Judea bestuurde.) Vers 3 vertelt dat iedereen naar de plaats van hun voorgeslacht ging. Dit was niet gebruikelijk bij Romeinse volkstellingen en wordt door de meeste historici gezien als volkomen onrealistisch.[2]
In de verzen 4 en 5 valt het accent op Jozef en Maria die van Nazareth in Galilea, hun woonplaats, naar Bethlehem reisden. De davidische afkomst van Jozef herinnert aan de belofte in het Oude Testament dat de Messias zou voortkomen uit het huis en geslacht van David. Volgens de profeet Micha (Micha 5:1) zou Bethlehem de plaats van herkomst van een nieuwe vorst zijn.
De geboorte van Jezus (Lucas 2:6-7)
Een detail van De Besnijdenis van Christus (1466) door Friedrich Herlin
Lucas' beschrijving van de geboorte in Lucas 2:6-7 is sober en bondig:
Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf.
Jezus is de 'eerstgeboren zoon', die bepaalde voorrechten had en voor wie in de tempel bepaalde verplichtingen moesten worden voldaan (zie Lucas 2:22-24). Het winden in 'doeken' is een teken van ouderlijke zorg zoals voor elk kind (vgl. Wijsheid 7:4-5). De kribbe of voederbak (Grieks: phatnê) hoeft niet op een stal te wijzen, omdat woonhuizen destijds ook een afdeling voor dieren konden hebben die niet of nauwelijks was afgescheiden van de menselijke vertrekken. De 'herberg' (Grieks: kataluma) betekent 'onderkomen' en kan doelen op een soort logement of op het gastenverblijf in een normaal huis. Lucas zegt niets over de reden dat er geen plaats was. Vaak heeft men dit ingevuld vanuit de drukte rond de census. Vanuit een literair standpunt bezien valt Lucas' vaagheid te verklaren vanuit de opbouw van het verhaal. De vermelding van de kribbe dient als voorbereiding op het vervolg van het verhaal, waar het kind in de kribbe dient als herkenningsteken voor de herders.
Duiding van de geboorte van Jezus (Lucas 2:8-14)
In de verzen 8-14, het midden van het verhaal, geeft Lucas door middel van een engel zijn interpretatie van de geboorte van Jezus. De lichtende engel verschijnt in de donkere nacht. De blijde boodschap is dat de redder (Grieks: sotêr), Messias en Heer is geboren. Het taalgebruik van Lucas heeft overeenkomsten met Grieks-Romeinse nieuwsberichten (o.a. over de geboortedag van heersers). De ontvangers van de openbaring zijn herders in de omgeving van Bethlehem. Volgens latere rabbijnse bronnen behoren herders tot de geringsten in synagoge en samenleving, met name omdat ze niets hebben met Thorastudie. Maar het is de vraag of dit al meespeelt bij Lucas. David, de (vermeende) voorvader van Jezus, was aanvankelijk herder in de velden van Efratha. En in de herderspoëzie uit die tijd vertegenwoordigen herders het ideale landleven in omgang met de goden. Nadat de herders het teken van het kind in de kribbe hebben gekregen, loopt de aankondiging uit op een groots eerbetoon vanuit de hemel door een menigte engelen. Hun lofzegging luidt:
'Eer aan God in de hoogste hemel
en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.'
— Lucas 2:14, NBV21
Hierop is het bekende kerstlied Ere zij God gebaseerd.
De eerste reacties op de geboorte van Jezus (Lucas 2:15-20)
In het laatste gedeelte van het verhaal worden de eerste twee delen met elkaar verbonden. De herders vinden inderdaad het kind in de kribbe. Naast hun reactie staat de reactie van Maria (vers 19) en van andere aanwezigen (vers 18). De contemplatieve reactie van Maria functioneert als voorbeeld voor de lezers.