Joan Melchior Kemper
Nederlands politicus / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Joan Melchior Kemper (Amsterdam, 26 april 1776 – Leiden, 20 juli 1824[3]) was een Nederlands jurist, letterkundige en politicus. Hij was hoogleraar in de rechtsgeleerdheid op diverse Nederlandse universiteiten en was betrokken bij de Omwenteling van 1813.
Dit artikel ondergaat een review. Denk mee, help mee, geef commentaar op de review-pagina. |
Joan Melchior Kemper | ||||
---|---|---|---|---|
Joan Melchior Kemper, geportretteerd door David Pièrre Giottino Humbert de Superville in 1815. | ||||
Persoonlijke gegevens | ||||
Volledige naam | Joan Melchior Kemper | |||
Geboren | Amsterdam, 26 april 1776 | |||
Overleden | Leiden, 20 juli 1824 | |||
Nationaliteit | Nederland Frankrijk (1810-1813) | |||
Partij | Regeringsgezind,[1] onafhankelijk[2] | |||
Werkzaamheden | ||||
Vakgebied | Rechtsgeleerdheid | |||
Universiteit | Universiteit Leiden Athenaeum Illustre te Amsterdam Universiteit van Harderwijk | |||
Proefschrift | De jurisconsultorum Romanorum principio: quod contra bonos mores fiat, id jure ratum esse non oportere (1796) | |||
Promotor | F.W. Pestel | |||
Soort hoogleraar | Gewoon hoogleraar | |||
Functies | ||||
1813–? | Gemeenteraadslid in Leiden | |||
1813 | Commissaris-generaal van het Algemeen Bestuur te Amsterdam | |||
1813–1816 | Rector magnificus van de Universiteit Leiden | |||
1814 | Lid van de Vergadering van Notabelen | |||
1817-1824 | Lid van de Tweede Kamer | |||
Website | ||||
Dbnl-profiel | ||||
|
Kemper verkreeg zijn scholing in Amsterdam en nadat hij doctor in de rechten was geworden werd hij achtereenvolgens hoogleraar te Harderwijk, Amsterdam en Leiden. In deze jaren was hij ook in het politieke debat betrokken door middel van letterkundige bijdrages waarin hij de toenemende Franse invloed aan de kaak stelde. De actieve politieke carrière van Kemper zou pas in 1813 beginnen. In dat jaar was hij betrokken bij de Omwenteling waar hij een belangrijke rol in speelde.[4] Zo was Kemper tijdens de Omwenteling commissaris-generaal in Amsterdam en stelde hij de proclamatie van 2 december op voor de latere koning Willem I. Na 1813 zou hij betrokken zijn bij diverse commissies en was hij zelf voorzitter van de commissie die belast was met het schrijven van een nieuw Burgerlijk Wetboek. Tussen 1817 en 1824 was Kemper lid van de Tweede Kamer waar hij tot de meer onafhankelijke Kamerleden behoorde.