Yogyakarta-beginselen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Yogyakarta-beginselen, formeel de Yogyakarta-beginselen voor de toepassing van Mensenrechten met betrekking tot Seksuele Oriëntatie en Genderidentiteit, zijn een verzameling beginselen met betrekking tot homoseksualiteit, genderidentiteit, transseksualiteit, transgenderisme, en interseksualiteit, vaak aangeduid met het acroniem LGBT of LGBTI. Ze werden opgesteld van 6 tot en met 9 november 2006 opgesteld aan de Universitas Gadjah Mada in Jogjakarta door de Internationale Commissie van Juristen, op verzoek van Louise Arbour. Het document bevat 29 principes, samen met richtlijnen en adviezen over de toepassing ervan, en is bedoeld om de discriminatie van de betrokken bevolkingsgroepen tegen te gaan.[1]
De principes zijn opgesteld naar aanleiding van een patroon van misbruik dat zich wereldwijd voordoet. Voorbeelden hiervan zijn verkrachting, marteling, buitengerechtelijke executies, eerwraak[2], medisch misbruik, beperkingen of ontzegging van de vrijheid van meningsuiting en een ruim scala aan discriminatoire maatregelen betreffende werk, huisvesting, opleiding en immigratie en een beperkte toegang tot onafhankelijke rechtspraak. Deze maatregelen treffen enige miljoenen mensen.[3]