Klasse van kapvlaktegemeenschappen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Klasse van kapvlaktegemeenschappen | |
---|---|
Kapvlakte met wilgenroosje | |
Syntaxonomische indeling | |
| |
Klasse | |
Epilobietea angustifolii Tx. & Prsg in Tx. 1950 | |
Afbeeldingen op ![]() |
De klasse van kapvlaktegemeenschappen (Epilobietea angustifolii) is een klasse van syntaxa die typisch zijn voor droge, oligotrofe tot mesotrofe standplaatsen in bosgebieden waarin door kap, brand of windworp de boomlaag plots verdwijnt. De begroeiingen uit de klasse kennen hun optimum op kapvlaktes.
Naamgeving en codering
- Frans: Coupes, clairières sur sols neutro-basophiles
- Duits: Weidenröschen-Waldlichtungsfluren
- Engels: Acid-nitrophilous woodland edge and clearing communities
- Syntaxoncode voor Nederland (RVvN): r35
- BWK-code: se
- Natura2000-habitattypecode (EU-code): H6430
De wetenschappelijke naam Epilobietea angustifolii is afgeleid van een synoniem van de botanische naam van de klassekensoort wilgenroosje (Chamerion angustifolium, synoniem: Epilobium angustifolium).
Vegetatieaspect
Het vegetatieaspect van de begroeiingen van de klasse van kapvlaktegemeenschappen wordt dikwijls bepaald door ruigtekruiden met overwegend opvallende, paarsroze en gele bloemen. De aspectbepalende soorten zijn wilgenroosje, boskruiskruid en vingerhoedskruid.
Symmorfologie
Deze klasse wordt gekenmerkt door de afwezigheid van een boomlaag, met uitzondering van een enkele overblijver. Ook een struiklaag is meestal afwezig, tenzij in de vorm van braamstruiken en jonge loof- of naaldbomen.
De kruidlaag is dominant en bepaalt het beeld. Ze bestaat dikwijls uit hoog opschietende, licht- en warmteminnende pioniersoorten, meestal met opvallende roze of gele bloemen; wilgenroosje, boskruiskruid en vingerhoedskruid zijn karakteristieke soorten. Het zijn meestal planten die zich door lichte, pluizige zaden zeer ver kunnen verspreiden, of die reeds voordien in bermen en bosranden aanwezig waren.
Ecologie
De klasse van kapvlaktegemeenschappen omvatten open, kruidachtige begroeiingen van tijdelijke aard in bosgebieden op oligotrofe tot mesotrofe, droge tot vochtige bodems. Ze ontstaan door plotse, ingrijpende gebeurtenissen met een sterke toename van de lichtinval en de temperatuur tot gevolg, waardoor de humus sneller mineraliseert en de trofiegraad plaatselijk stijgt.
Buiten bosgebieden kunnen we deze gemeenschappen ook terugvinden op plaatsen waar door het inwaaien van meststoffen de voedselrijkdom plaatselijk toeneemt, zoals op de overgang van akkers naar heide of van akkers naar duinvalleien.
Ontstaan en evolutie
Kapvlaktegemeenschappen ontstaan door bijvoorbeeld het kappen van een bos, bosbranden of windworp. Deze gemeenschappen ontwikkelen zich zeer snel, en evolueren binnen enkele jaren spontaan verder in gemeenschappen gedomineerd door grassen, door bramen (struwelen van de brummel-klasse) of doornstruwelen (klasse van doornstruwelen).
Op termijn zullen deze verder evolueren naar het oorspronkelijke bostype.
Niet overal zullen dergelijke gebeurtenissen leiden tot de vorming kapvlaktegemeenschappen; op plaatsen waar reeds een hoge voedselrijkdom aanwezig is, zullen eerder syntaxa uit de klasse van nitrofiele zomen ontstaan, terwijl op zeer natte standplaatsen waarschijnlijk syntaxa uit de klasse van natte strooiselruigten gaan optreden.
Onderliggende syntaxa in Nederland en Vlaanderen
De klasse van kapvlaktegemeenschappen wordt in Nederland en Vlaanderen vertegenwoordigd door maar één associatie.
- Orde van kapvlaktegemeenschappen (Epilobietalia angustifolii)
- Wilgenroosjes-verbond (Carici piluliferae-Epilobion angustifolii)
- Wilgenroosje-associatie (Senecioni sylvatici-Epilobietum)
- Wilgenroosjes-verbond (Carici piluliferae-Epilobion angustifolii)
- Orde van kapvlaktegemeenschappen (Epilobietalia angustifolii)
Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen
Deze klasse heeft voor Nederland en Vlaanderen geen specifieke kensoorten, alhoewel wilgenroosje en boskruiskruid meestal wel aanwezig zijn.
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
Struiklaag | |||||
Kruidlaag | |||||
wilgenroosje | Chamaenerion angustifolium | ||||
boskruiskruid | Senecio sylvaticus | ||||
vingerhoedskruid | Digitalis purpurea | ||||
bosdroogbloem | Gnaphalium sylvaticum | ||||
Moslaag | |||||
Vegetatiezonering
In de vegetatiezonering komt vegetatie van de klasse van kapvlaktegemeenschappen vaak voor als contactgemeenschap van syntaxa uit de klasse van eiken- en beukenbossen op voedselarme grond, de klasse van naaldbossen, de brummel-klasse en de klasse van brem- en gaspeldoornstruwelen.
Biologische Waarderingskaart
In de Biologische Waarderingskaart (BWK) van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is deze associatie opgenomen als kapvlakte (se).
Deze vegetatietypes staan alle gewaardeerd als 'Biologisch waardevol'.
Kapvlaktes worden in de BWK gekenmerkt als vlaktes zonder enige vegetatie tot en met een jong struweel, waarvan de soortensamenstelling afhankelijk is van het aanvankelijke bostype. In de praktijk gaat het daarbij dikwijls om gekapte populierenaanplant.
Text is available under the CC BY-SA 4.0 license; additional terms may apply.
Images, videos and audio are available under their respective licenses.