Onderwijzer
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een onderwijzer(es), leraar/lerares of docent(e) draagt kennis en technische bekwaamheid over aan respectievelijk scholieren, leerlingen of studenten. Genderneutrale termen zijn leerkracht en onderwijsgevende.
- Een onderwijzer of onderwijzeres geeft les in (bijna) alle vakken in het basisonderwijs. Soms treedt een "bijzonder leermeester" of vakleerkracht op voor de vakken lichamelijke opvoeding, godsdienst of niet-confessionele zedenleer, in Nederland ook wel voor muziek en handvaardigheid.
- Een leraar of lerares in het voortgezet of secundair onderwijs geeft een of enkele vakken, op grond van vakkennis, aangevuld met een pedagogisch diploma dat onderwijsbevoegdheid geeft.
- Een docent in het hoger onderwijs heeft naast onderwijstaken doorgaans ook een onderzoeksopdracht, eventueel als vervolg op een wetenschappelijke promotie, Op de universiteit worden colleges gegeven door hoogleraren (professoren), universitair hoofddocenten en universitair docenten.
In bepaalde sporten wordt ook over een leraar gesproken, zoals bij een vechtsport. Ook in bepaalde religies hanteert men de leraar, zoals in het jodendom en katholicisme, zo is de bisschop, de 1e leraar, herder en bestuurder van zijn bisdom.
Nederland
Om in Nederland onderwijs te mogen geven moet een pedagogische hoger beroepsonderwijs (hbo-)opleiding worden doorlopen, de zogenoemde pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo), of een lerarenopleiding voortgezet onderwijs (lvo) aan een Hogeschool. Zowel pabo als lvo duurt drie of vier jaar en leidt op tot "Bachelor of Education".
In het Nederlands voortgezet onderwijs bestaan twee graden bevoegdheden:
- Met een eerstegraads bevoegdheid kan men alle klassen van het voortgezet onderwijs of het beroepsonderwijs en volwassenenonderwijs lesgeven.
- Met een tweedegraads bevoegdheid kan men lesgeven in het vmbo-onderwijs en de onderbouw (klas 1 tot en met 3) van havo en vwo en aan cursisten in het beroepsonderwijs en het volwassenenonderwijs.
De eerstegraads bevoegdheid is te behalen via een universitaire lerarenopleiding (ulo) of bij een (hbo-)lerarenopleiding, nadat de tweedegraads bevoegdheid behaald is.
Voor universitair docenten en hoogleraren is een onderwijsbevoegdheid niet verplicht. Wel kent bijvoorbeeld de Universiteit Utrecht de verplichte basis- en seniorkwalificaties onderwijs voor haar docenten.
Aanspreekvorm
Tot 1957 was het in Nederland verboden voor een getrouwde vrouw om als ambtenaar (waaronder ook als onderwijzeres) werkzaam te zijn, waardoor een lesgevende vrouw altijd juffrouw was. Tot heden is het gebruikelijk dat een onderwijzeres met "juffrouw" (of "juf") wordt aangesproken, zelfs als ze getrouwd is - dus niet met de in andere situaties gangbare vorm "mevrouw".
Mannelijke onderwijzers worden vanouds aangesproken met "meester" en soms ook wel als "meneer". Sedert het einde van de 20e eeuw komt daarna vaak de voornaam ("meneer Wim" en "juf Anneke"), terwijl de onderwijzers vanouds alleen met de achternaam bekend waren.
Op Aruba wordt de mannelijke onderwijzer "meneer" genoemd en de vrouwelijke onderwijzer wordt "juffrouw", "juf" of "juffie" genoemd. Sommige leerlingen noemen de vrouwelijke onderwijzer een "jufferd".
Vlaanderen
In Vlaanderen wordt men onderwijzer(es) in het lager onderwijs na een driejarige opleiding "Bachelor in onderwijs: lager onderwijs". Om aan deze opleiding te beginnen, moet men in het bezit zijn van het diploma secundair onderwijs. De vroegere onderwijsopleiding ("normaalschool") werd bij de schaalvergroting in het hoger onderwijs ondergebracht bij de grotere hogescholen.
Onderwijzer is de aanduiding voor een leraar op een basisschool of lagere school. De onderwijzer wordt door de leerlingen over het algemeen meester of juf(frouw) genoemd. De leiding van een basisschool is in handen van de hoofdonderwijzer, nu meestal aangesproken met de titel directeur.
Leraren of leraressen in het secundair onderwijs worden over het algemeen aangesproken met "meneer" of "mevrouw". Men kan leraar worden na een driejarige opleiding "bachelor in onderwijs: secundair onderwijs". Men kan ook lesgeven indien men boven op een opleiding (bachelor, master of secundair onderwijs met nuttige ervaring) een "bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB)" behaalt. Dit kan onder andere door het volgen van een GPB-opleiding (getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid)
Tijdsbesteding
Bij een docent is niet meer te spreken van een 36- of 40-urige werkweek. Bij een aanstelling van 1,0 fte heeft de docent in Nederland een normjaartaak van 1659 uur. Deze normjaartaak levert verdeeld over 40 werkweken een werktijd van 41,5 uur per week op.
Globaal is de verdeling in Nederland als volgt:
- 930 contacturen (daadwerkelijk voor de klas staan)
- 314 groepsgebonden taken (lesvoorbereiding, nakijken, spreekuur)
- 249 uur niet-groepsgebonden taken (MR, OR, vergaderingen enz.)
- 166 deskundigheidsbevordering (cursus, beursbezoek, vakverdieping)
In onderstaande tabel het aantal contacturen in de verschillende onderwijstypen in verschillende landen/regio's.
Basisonderwijs | Vo (onderbouw) | Vo (bovenbouw) | |
---|---|---|---|
Nederland | 930 | 868 | 843 |
Vlaanderen | 840 | 698 | 833 |
Duitsland | 783 | 709 | 695 |
Bekende onderwijzers en onderwijzeressen
- Chris van Abkoude
- Willem Bartjens
- Gijsbertus Blankesteijn
- Kees Boeke
- Klaas Bond
- Tarik Fraihi
- Abraham Hans
- Eli Heimans
- W.G. van de Hulst sr.
- C. Joh. Kieviet
- Corneel van Kuyck
- Jan Ligthart
- Caesarius Mommers
- Petrus de Raadt
- Emile Roemer
- Hindericus Scheepstra
- Jan Schenkman
- Jack Spijkerman
- Jac. P. Thijsse
- Theo Thijssen
- Jacques Vriens
- Cornelis Vrij
Text is available under the CC BY-SA 4.0 license; additional terms may apply.
Images, videos and audio are available under their respective licenses.