Médée
opera van Luigi Cherubini / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Médée (vanaf de tweede druk "opéra comique" genoemd) is een opera van Luigi Cherubini, over de mythische Medea. Het libretto van Nicolas Etienne Framéry (François Benoît Hoffmann) berust op de gelijknamige tragedie (1635) van Pierre Corneille, welke op zich weer teruggaat op de versie van Euripides en die van Seneca. De première was in het Théâtre Feydeau op 13 maart 1797 te Parijs.
Het is een zeker voor die tijd ongehoorde horrorcompilatie van moord en wraak. Formeel is het een opéra comique (zoals dat past bij het Theatre Feydeau); dat wil zeggen, dat er oorspronkelijk sprake is van gesproken en niet van gezongen dialogen tussen de georkestreerde gedeelten. Qua inhoud is de opera zeker niet komisch maar juist hoogst dramatisch.
Het Parijse première-publiek waardeerde het matig, na 20 voorstellingen hielden ze het voor lange tijd gezien. Een succes werd het met name in Duitsland. Beethoven, Schumann, von Webern en Brahms spraken zeer lovend over deze opera. Lachner heeft in 1854 in de stijl van Wagner (!) recitatieven gecomponeerd. Voor een uitvoering in Wenen (1809) had Cherubini zelf al de opera 500 maten ingekort door de laatste regels van de aria "Du trouble affreux qui me dévore" met houtskool te bedekken. En dat is de huidige gebruikelijke uitvoeringspraktijk. In 2013 maken wetenschappers van de Stanford-universiteit door middel van röntgen deze verborgen noten weer zichtbaar zodat de oorspronkelijke opera weer bekend is[1].
In de 20e eeuw had Maria Callas de Italiaanse versie (Medea) van deze opera op haar repertoire. Dit maakte een groter publiek bewust van de grote kwaliteiten van deze opera.
Er bestaat overigens ook een (niet onbelangrijke) opera Médée van Marc-Antoine Charpentier. De opera Médée van Paul Bastide kreeg zijn première in 1911 in Den Haag; maar deze opera lijkt weinig indruk te hebben gemaakt. Hetzelfde geldt voor de Médée van Darius Milhaud (1939).