Nicolaïsme
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het nicolaïsme duidt in het christendom, en in het bijzonder in de Rooms-Katholieke Kerk van de Middeleeuwen, op het niet eerbiedigen van door de kerk voorgeschreven gedragsregels die specifiek voor de leden van de geestelijkheid gelden, hetzij door in het huwelijk te treden, samen te wonen, seksuele handelingen te verrichten of daarover te prediken.
Het woord stamt af van de kerkelijk bekende figuur van de diaken Nicolaas (zie Nikolaïeten).
Al vanaf het begin van het bestaan van de Rooms-Katholieke kerk staat het onderwerp van de seksuele onthouding op de agenda. De gedachte achter onthouding was dat de geestelijkheid zich niet op het aardse en lichamelijke (seks, genot) moest richten, maar op het hemelse, geestelijke niveau: God en het hogere.[1] Vanaf de vierde eeuw werden er pauselijke regels over opgesteld, maar tot een strikt celibaat werd pas op de Synode van Mainz (1084) besloten en enige tijd later dat tot kerkelijke wet verheven.
Geestelijken die zich niet aan de strenge regels hielden, werden samen met simonie door de Kerk actief bestreden tijdens de Gregoriaanse hervorming, genoemd naar Paus Gregorius VII (1073 - 1085). Tijdens het zevendaagse congres Synode van Piacenza werden er kerkelijke wetten aangenomen op grond waarvan tegen nicolaïsme en simonie kon worden opgetreden.