Nulling-interferometrie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Nulling-interferometrie is techniek in de astronomie voor het waarnemen van zwakke lichtbronnen die zich vlak bij sterke bronnen bevinden.
Interferometrie wordt in de astronomie gebruikt om door middel van het combineren van verschillende telescopen een grotere ruimtelijke resolutie (scheidend vermogen) te verkrijgen. De techniek is gebaseerd op het golfkarakter van het licht. Hij werd oorspronkelijk ontwikkeld in de radioastronomie, maar wordt inmiddels ook in het infrarode en het zichtbare gebied gebruikt. Gewoonlijk wordt de beelden uit de telescopen zodanig gesuperponeerd dat de signalen van het waar te nemen object elkaar versterken door constructieve interferentie.
Bij het waarnemen van lichtzwakke objecten in de buurt van heldere sterren gaat het om een afgeleide vorm van nulling-interefrometrie. Hierbij wordt het licht uit de telescopen zodanig gesuperponeerd dat de signalen van de heldere ster uit beide telescopen elkaar uitdoven (Engels: to null, opheffen). In het eenvoudigste geval gebeurt dit wanneer de beide signalen een halve golflengte uit fase zijn. Het licht van de zwakkere objecten in de buurt wordt niet uitgedoofd, doordat het een langere of kortere weg heeft afgelegd en een ander faseverschil heeft. Dergelijke objecten kunnen op deze manier met een beter contrast worden waargenomen.