Optimaliteitstheorie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Optimaliteitstheorie (OT) is een in de vroege jaren negentig door de Amerikaanse taalkundigen Paul Smolensky, Alan Prince en John McCarthy ontwikkeld model van taalkundige structuur. Ze wordt beschouwd als de opvolger van de in 1990 door Géraldine Legendre, Yoshiro Miyata en Smolensky voorgestelde Harmonische Grammatica. De Optimaliteitstheorie heeft aanvankelijk vooral ingang gevonden in de fonologie en de morfofonologie, maar is later ook toegepast in de semantiek, de pragmatiek en de syntaxis.
De centrale gedachte van de Optimaliteitstheorie is dat taalkundige vormen worden gecreëerd in de interactie van met elkaar in conflict zijnde krachten, geformuleerd als constraints, beperkingen aan de onderliggende structuren van taaluitingen. Bij processen als taalverwerving en eventuele tweedetaalverwerving worden de constraints in feite op de juiste manier gerangschikt.
Het minimalistisch programma van Chomsky vertoont sterke overeenkomsten met de Optimaliteitstheorie, bijvoorbeeld doordat van de verschillende mogelijke syntactische afleidingen van een zin er één wordt uitgekozen die "economisch" het meest verantwoord is. Net als in de OT wordt hiermee als het ware een competitie tussen verschillende inputkandidaten verondersteld.