Paardenkastanje
geslacht uit de onderfamilie Hippocastanoideae / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Tot het geslacht paardenkastanje (Aesculus) behoren ruim twintig soorten. De paardenkastanje komt op het noordelijk halfrond voor, voornamelijk in Noord-Amerika, Zuidoost-Europa (Albanië en Griekenland), de Himalaya, China en Japan.[1] De paardenkastanje is een kensoort voor het onderverbond Ulmenion carpinifoliae van het verbond van els en gewone vogelkers (Alno-padion). Het hout van de paardenkastanje is licht en niet duurzaam. Het doet denken aan het hout van de wilg en de populier.
Paardenkastanje | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Geslacht | ||||||||||||||||
Aesculus L. (1754) | ||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||||
Paardenkastanje op Wikispecies | ||||||||||||||||
|
Het oorspronkelijke areaal van de witte (of gewone) paardenkastanje ligt op het Balkan-schiereiland en in Anatolië. De paardenkastanje is vanuit het gebied om Constantinopel in West-Europa ingevoerd in het midden van de 16e eeuw door Ogier Gisleen van Busbeke (gelatiniseerd tot Busbequius), die gezant was in dienst van de Duitse keizer bij de Osmaanse sultan. Hij heeft naast de paardenkastanje ook de sering en een aantal bolgewassen, waaronder de tulp, in West-Europa geïntroduceerd.[2]
Tot een geheel andere plantenfamilie behoort de tamme kastanje (Castanea sativa).