Pact van Omar
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Pact (Verdrag) van Omar (c. 717 n.Chr.) is een verdrag dat volgens de traditie vlak na de oorspronkelijke moslimverovering rond het jaar 640 is overeengekomen tussen de tweede kalief, Omar ibn al-Chattab, en de christenen van Syrië. Deze niet-moslims, die de status van dhimmi's (Arabisch: ذمي) hadden, onderwierpen zich in ruil voor bescherming aan enkele discriminerende regels. Het Pact van Omar somt in detail een dertigtal leefregels op waaraan christenen zich hadden te houden. De historiciteit van het verdrag is omstreden en twijfelachtig. De tekst, vermoedelijk opgesteld door latere islamitische rechtsgeleerden vanaf de negende eeuw, voortbouwend op regels in het begin van de achtste eeuw ontstaan tijdens het bewind van de achtste kalief, Omar II, diende als blauwdruk voor de uitwerking van de wettelijke status van dhimmi's in de klassieke periode van de islamitische rechtswetenschap, toen moslims een meerderheid van de bevolking begonnen te vormen, terwijl ze in de tijd van Omar I en Omar II nog een kleine minderheid waren.
Het decreet van kalief al-Moetawakkil, die regeerde van 846 tot 861 was een actualisering van de regels van deze tekst en werkte als een precedent voor veel anti-joodse en anti-christelijke verordeningen.[1]