Palatijn van Hongarije
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De palatijn van Hongarije (Duits: Landespalatin, Hongaars: nádor, Latijn: palatinus regni Hungarie, Slovaaks: nádvorný špán) oefende het hoogste ambt uit binnen het Koninkrijk Hongarije, vanaf de late 10e eeuw tot in 1918.
De functie van palatijn werd waarschijnlijk in de 10e of 11e eeuw overgenomen naar het voorbeeld van het Groot-Moravische Rijk. Aanvankelijk was de palatijn de beheerder van de koninklijke hofhouding, maar tegen het einde van de 12e eeuw was hij de vertegenwoordiger van de koning, in het bijzonder in de hoedanigheid van opperste rechter en vooral op het platteland. Vanaf het einde van de 14e eeuw trad de palatijn ook op als plaatsvervanger van de koning. In de middeleeuwen werd de palatijn voor een bepaalde ambtstermijn aangeduid, op voorstel van de koning en met instemming van de Landdag, vanaf 1526 was het ambt levenslang. In de 15e en 16e eeuw was hij ook de voorzitter van de Landdag. Vanaf 1848 was de functie echter nog puur symbolisch.