Parlementaire enquête naar de RSV-werf
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme (RSV) was eind jaren 60 mede onder druk van de overheid door een fusie ontstaan. Aan het concern was jarenlang door de overheid forse financiële steun verleend van zo'n 2,2 miljard gulden, maar uiteindelijk ging het bedrijf in 1983 toch ter ziele.
Onmiddellijk daarna werd een parlementaire enquête ingesteld om te onderzoeken hoe het mogelijk was dat het bedrijf ondanks overheidssteun failliet ging. De commissie onderzocht het gevoerde beleid van de opeenvolgende kabinetten met in het bijzonder de besteding van daarmee gemoeide overheidsmiddelen en de op die besteding uitgeoefende controle.
De commissie concludeerde dat er - mede onder druk van de Tweede Kamer - te lang was doorgegaan met de steunverlening, dat de Tweede Kamer onvoldoende toezicht had gehouden en dat minister Gijs van Aardenne in 1980 de Kamer ernstig had misleid over verliezen van een onderdeel van het concern. De Tweede Kamer stuurde Van Aardenne echter niet naar huis, omdat zij hem niet als enige verantwoordelijk wilde stellen voor het debacle.
De enquête die werd gehouden tussen 1983 en 1984, liet een onthullend beeld zien over de teloorgang van de scheepsbouw en gemiste kansen, inschattingsfouten en gekwetste ego's. Een belangrijk gevolg van de enquête was verbetering van het toezicht op uitgaven, onder andere door een grotere rol van de Kamercommissie voor de Rijksuitgaven. In volgende jaren werd, ongetwijfeld mede onder invloed van de ervaringen van het RSV-debacle, het noodlijdende Fokker-concern niet door de overheid overeind gehouden.