Religieustraumasyndroom
psychologische schade door religieuze indoctrinatie of het verlaten van religieuze groepen of overtuigingen / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het religieustraumasyndroom (RTS) is volgens ontwikkelingspsycholoog en publicist Marlene Winell een psychologische conditie van mensen die lijden onder de schade van religieuze indoctrinatie, en die worstelen met het verlaten van een autoritaire, dogmatische religie.
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht. Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts. |
Mensen die lijden aan RTS ondergaan het verlies aan steun van een voorheen betekenisvolle religie en een sociale gemeenschap en levensstijl. Symptomen hiervan zijn te vergelijken met die van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Net als bij PTSS is er onder andere sprake van langdurige klachten van opdringerige gedachten, negatieve emoties en verminderd sociaal functioneren.
De geestelijke letsels bij RTS zijn tweevoudig:
- de patiënt is door jarenlange beklemmende religieuze indoctrinatie beschadigd geraakt. Men heeft vaak aangeleerd om niet kritisch te denken, dogma's te accepteren en alles en iedereen van andere religies te wantrouwen. Een extra complicerende factor daarbij is dat men aangeleerd heeft om bij psychische problemen juist sterker op het eigen geloof te steunen of binnen de eigen geloofsgemeenschap hulp te zoeken, en seculiere hulpverlening te wantrouwen. In sommige gevallen is er binnen de religieuze opvoeding bovendien sprake geweest van lichamelijk, seksueel en/of geestelijk misbruik.
- het verlaten van een religie veroorzaakt een enorme stress, omdat iemands sociale netwerk uiteenvalt en hij of zij zich genoodzaakt voelt om een heel nieuw sociaal leven op te gaan bouwen.
Verschillende symptomen kunnen hierbij ervaren worden:
- cognitief: verwarring, matig vermogen tot kritisch denken, negatieve gedachten met betrekking tot het eigen kunnen, gebrek aan eigenwaarde, zwart-witdenken, perfectionisme, moeite met het maken van keuzes;
- emotioneel: depressie, angst, woede, rouw/verdriet, eenzaamheid, moeite plezier te ervaren, verlies van betekenis;
- sociaal: verlies van het sociale netwerk, scheiding van familie, sociale moeite, seksuele beperking, achterstand in sociale ontwikkeling (vermogen vrienden te maken, acceptatie van eigen lichaam, zelfredzaamheid, voorbereiding op arbeidsmarkt);
- cultureel: onbekend zijn met de seculiere samenleving, 'vreemde eend in de bijt'-gevoel, moeite erbij te horen.