Russisch-Oekraïens gasconflict 2006
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Russisch-Oekraïens gasconflict was een conflict tussen Rusland en Oekraïne over de leveringsprijs van aardgas door het Russische staatsbedrijf Gazprom aan het Oekraïense staatsbedrijf Naftogaz. Naftogaz verzorgde het vervoer van meer dan 80% van het aardgas van Gazprom naar Europa.
Het conflict ontstond in maart 2005, toen Rusland stappen ondernam om een drastische prijsverhoging door te voeren voor het gas dat door Gazprom geleverd werd aan Oekraïne. Deze gasprijsverhoging was volgens Gazprom onderdeel van het Russische beleid om voor alle voormalige Sovjetlanden voortaan marktprijzen te berekenen, in plaats van de gesubsidieerde prijzen die tot dan toe veelal werden berekend. Na mislukte onderhandelingen met Oekraïne sloot Gazprom op 1 januari 2006 om 10:00 MSK het gas af naar Oekraïne. Na twee dagen werd de gastoevoer hersteld.
De onderhandelingen leidden tot een voorlopige overeenkomst op 4 januari 2006. Het conflict werd sterk gepolitiseerd en kreeg internationale media-aandacht omdat andere Europese landen tijdelijk minder gas ontvingen. Het conflict leidde tot de kabinetscrisis in Oekraïne en zorgde ervoor dat veel Europese landen hun energievoorziening gingen herbekijken. Met name kernenergie kwam hierbij weer in beeld als alternatief.
Inzet van het conflict was een prijsverhoging van 180 dollar: het bedrijf wilde namelijk 230 dollar (195 euro) per 1000 m³ aardgas in plaats van 50 dollar die Oekraïne in 2005 betaalde. De uiteindelijke prijs werd via een constructie met het bedrijf RosUkrEnergo bepaald op 95 dollar voor een periode van een half jaar.