Secundaire structuur (eiwitten)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De secundaire eiwitstructuur is de lokale vouwing van een polypeptide in ruimtelijke structuurelementen. De twee meest voorkomende secundaire structuren zijn de α-helix en β-plaatstructuur. Het aandeel van elke structuur varieert sterk tussen eiwitten. Secundaire structuurelementen vormen zich meestal spontaan bij de synthese van de polypeptideketen. Nadat de secundaire structuur is aangenomen, kan het eiwit zich in zijn geheel opvouwen tot zijn driedimensionale tertiaire structuur.[1]
De secundaire structuur van eiwitten komt tot stand door de vorming van waterstofbruggen tussen de CO-groep en NH-groep in de ruggengraat van het polypeptide. De zijketens van de aminozuren spelen hier geen rol in; ze staan loodrecht op de lengte-as en wijzen naar buiten.[2] Dit is de reden dat bij vrijwel alle eiwitten, ongeacht de aminozuursamenstelling, zich secundaire structuurelementen kunnen vormen.[3]
Het concept van de secundaire structuur werd geïntroduceerd door de Deense eiwitchemicus Kaj Ulrik Linderstrøm-Lang aan de Stanford-universiteit in 1952.[4][5] De α-helix en β-sheet werden voor het eerst beschreven door Pauling en Corey een jaar daarvoor.[6][7] Ook bij andere biopolymeren, zoals nucleïnezuren, komen karakteristieke secundaire structuren voor.