Jan Simon van der Aa
Nederlands jurist en hoogleraar / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Jan Simon van der Aa (Hornhuizen, 25 juli 1865 - Lausanne, 24 februari 1944) was een Nederlands jurist, hoogleraar en hoofdambtenaar bij het ministerie van Justitie. Hij heeft bijgedragen aan het tot stand komen van onder meer de kinderwetten van 1901.
J. Simon van der Aa | ||||
---|---|---|---|---|
Portret van Van der Aa (Maris, 1927) | ||||
Persoonlijke gegevens | ||||
Volledige naam | Jan Simon van der Aa | |||
Geboren | Hornhuizen, 25 juli 1865 | |||
Overleden | Lausanne, 24 februari 1944 | |||
Werkzaamheden | ||||
Universiteit | Rijksuniversiteit Groningen | |||
Proefschrift | De Rijksopvoedingsgestichten in Nederland (1890) | |||
Promotor | G.A. van Hamel | |||
Soort hoogleraar | Gewoon hoogleraar | |||
Bekende werken | Recueil de documents en matière pénale et pénitentiaire | |||
Website | ||||
|
Van der Aa promoveerde in 1890 aan de Universiteit van Amsterdam bij Gerard Anton van Hamel op het proefschrift De Rijksopvoedingsgestichten in Nederland. In 1906 werd hij benoemd tot hoogleraar in de wijsbegeerte van het recht, het strafrecht en de strafvordering aan de Rijksuniversiteit Groningen. De titel van zijn inaugurele rede, gehouden 20 oktober 1906, luidt De arbeid als element van de vrijheidsstraf.[1] In 1912 werd het onderwijs in de wijsbegeerte van het recht overgedragen aan Isaac Bennie Cohen. Van der Aa hield zijn afscheidsrede op 16 oktober 1926.[2]
De studievereniging voor strafrecht en criminologie aan de Rijksuniversiteit Groningen is vernoemd naar Simon van der Aa.[3]