Sjemoné Esré
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Sjemoné Esré of Sjemonee esree (Hebreeuws: שמנה עשרה, wat betekent achttien) is het joods stiltegebed. Het wordt ook het Staande Gebed (Amidah) genoemd.[1]
Het gebed bestaat uit negentien (oorspronkelijk achttien) berachot (zegeningen) en wordt drie keer per dag (tijdens het ochtendgebed, middaggebed en avondgebed) staande met de voeten tegen elkaar en fluisterend zacht gezegd, met het gezicht gericht naar Jeruzalem, indien mogelijk met een voldoende aantal mannen aanwezig (minjan genoemd). Het vereist veel concentratie om het volledige gebed in zichzelf op te zeggen.[1]
Op sjabbat en bijzondere joodse feestdagen bestaat het gebed uit zeven berachot: de eerste drie en laatste drie van het reguliere gebed, en een bijzondere die alle tussenliggende zegeningen vervangt.
Bij sjachariet, moesaf en mincha herhaalt de chazan de Sjemoné Esré hardop nadat de gemeente klaar is; dit kan alleen in aanwezigheid van een minjan.
In de herhaling zit een speciaal deel, Kedoesja (Heiliging), waarin twee verzen waarmee de engelen God prezen worden gezegd. Dit wordt deels responsief gelezen: de chazan leest een zin, en de gemeente leest de volgende zin.
Iedere beracha eindigt met Baroech atta Hasjem (Gezegend bent U, Hasjem), waarop men antwoordt: Baroech hoe oewaroech sjemo (Gezegend is Hij en gezegend is Zijn Naam), dan enkele woorden die de voorgaande beracha samenvatten, waarna de gemeente omein zegt.