Socinianisme
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het socinianisme is een theologische en kerkelijke stroming die haar naam ontleent aan de Poolse geleerde van Italiaanse afkomst Fausto Sozzini (ook Faustus Socinus, 1539-1604), en diens oom Lelio Sozzini (1525-1562) te Zürich.[1] Fausto Sozzini was in 1579 uitgeweken naar Polen en was een consequente aanhanger van het oude, door de kerk als ketters veroordeelde arianisme. De Sozzini's waren dus unitariërs of voorstanders van de leer van Gods eenheid, in tegenstelling tot de kerkelijke trinitariërs, aanhangers van de Heilige Drie-eenheid. In Fausto Sozzini's hoofdwerk De Jesu Christo Servatore (gedrukt in Polen, 1594) betoogde hij dat Jezus niet door zijn kruisdood, maar door zijn zedelijk voorbeeld verlosser werd. Zijn leer wees ook de incarnatie van Jezus af.
Aanhangers van Sozzini heten socinianen en trokken in de 16e en 17e eeuw door Europa. Zij behoorden tot een genootschap van theologische onderzoekers in Vicenza, die niet in de leer van de Drie-eenheid geloofden. Het socinianisme werd in 1598, dus tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in de Nederlanden geïntroduceerd door twee Polen, Ostorodt en Woidovski. Zij bezochten onder andere Amsterdam en Leiden. Op advies van de Leidse universiteit werden hun boeken in beslag genomen en de auteurs de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uitgezet. Sindsdien heeft het socinianisme vrijwel continu een zeer slechte reputatie gehad in de Nederduits Gereformeerde Kerk. Bij de remonstranten hadden de sociniaanse denkbeelden meer succes.