Sonoriteit
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Sonoriteit (< Latijn sonorus, 'klinkend') is een eigenschap die in de fonologie wordt toegekend aan spraakklanken ten behoeve van een precieze beschrijving van de lettergreepstructuur van een taal. Het begrip is in 1881 voor het eerst gebruikt door de Duitse taalgeleerde Eduard Sievers.
In de meeste (zo niet alle) talen van de wereld neemt de sonoriteit van de verschillende klanken in een lettergreep toe tot aan de klinker, waarna ze weer afneemt. Behalve in de beschrijving van lettergreepstructuur blijkt sonoriteit ook van belang voor onder meer het begrip van toon in zogenoemde toontalen. Ook het verschijnsel lenitie kan goed begrepen worden in termen van sonoriteit.