Shramanisme
religieuze beweging / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Shramanisme, sramanisme, samanisme, samana of sramana (Sanskriet: śramaṇa, werken, zwoegen, ook wel laag, verachtelijk en ook naakt, Pali: samaṇa) is de religieuze beweging in de antieke oudheid in India waarbij gelovigen van diverse afkomst in van de maatschappij afgezonderde religieuze gemeenschappen verlichting of nirvana probeerden te bereiken. Voorbeelden zijn groepen asceten of orden van monniken of nonnen. Het boeddhisme, het jaïnisme, het ajivikisme en enkele hedendaagse hindoeïstische sekten zijn uit het shramanisme voortgekomen, maar ook het brahmanisme en uiteindelijk de diverse hindoeïstische stromingen zijn er sterk door beïnvloed.
Deze stromingen kwamen op rond 500 v.Chr. aan het einde van de late vedische tijd. Gautama Boeddha en Mahavira, de grondleggers van respectievelijk het boeddhisme en het jaïnisme, leefden beide in deze tijd in Groter Magadha. Het is onwaarschijnlijk dat de opkomst van de shramanistische stromingen veel veranderde aan de dagelijkse beleving van religie onder de bevolking. De aanhangers van de nieuwe stromingen konden verdeeld worden in degenen die in de afgezonderde gemeenschap leefden en zij die normaal in de maatschappij bleven functioneren. De laatsten ondersteunden de afgezonderde gemeenschappen. Voor hen namen leden van die gemeenschappen, zoals monniken of asceten, de rol van de brahmanistische priesters over.
Voor de opkomst van de bewegingen uit Groter Magadha had shramanisme een andere betekenis, namelijk die van brahmanen die er een ascetische levensstijl op nahielden. Ook boeddhisten, waaronder de Boeddha zelf, werden dan ook wel aangeduid als brahmaan. Met het toenemend aantal asceten groeide de weerstand van de brahmanen die het gezinshoofd (grihastha) als de centrale figuur van het brahmanisme zagen. Zij slaagden erin om de titel brahmaan voor zichzelf te reserveren door met het varna-systeem het brahmaanschap te koppelen aan geboorte en niet aan een ascetische levensstijl. De ascetische levensvormen werden binnen het ashrama-systeem geïsoleerd als de woudkluizenaar (vanaprastha) en de wereldverzaker (samnyasin). Het betekende wel een volledige hervorming van het brahmanisme. In dit nieuw-brahmanisme of neobrahmanisme werden samsara, karma en moksha ook centrale begrippen.
In zijn concept van inclusivisme stelde Paul Hacker dat in India de polemiek veelal niet rechtstreeks werd gevoerd tegen het tegengestelde wereldbeeld, maar dat de belangrijke delen daarvan werden erkend. Deze flexibiliteit is in het Westen wel geïnterpreteerd als tolerantie, maar het maakte dat het eigen wereldbeeld prevaleerde, aangezien het tegengestelde wereldbeeld zo ondergeschikt kon worden gemaakt. Zo hoefde het brahmanisme de ideeën uit Magadha waar het mee in aanraking kwam niet te ontkennen, maar kon deze absorberen.[1]:27-33