Trans-Europese Netwerken
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Trans-Europese Netwerken (vaak TEN's genoemd) zijn netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur die de hele Europese Unie beslaan, en waarvoor de EU subsidie geeft. In het EG-verdrag (titel XVI, artikelen 170-172 VwEU (oud artikel 154-156 EG-verdrag)), toegevoegd in 1992 met het Verdrag van Maastricht, hebben de lidstaten zich verplicht om bij te dragen aan de ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur. De Europese Raad nam in december 1993 de voorstellen van de Europese Commissie over om de aanleg van drie soorten trans-Europese netwerken (TEN’s) in Europa waar mogelijk versneld uit te voeren. De drie TEN's zijn het Trans-Europese transportnetwerk (TEN-T), het Trans-Europese energienetwerk en de Digitale Agenda voor Europa (DAE)[1].
De plannen, vervat in het witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid in de EU, omvatten trans-Europese netwerken op het gebied van vervoer (auto(snel)-, spoor- en waterwegen en vliegvelden), telecommunicatie en gas en elektriciteit.
Van de TEN’s maken ook milieunetwerken deel uit. In opdracht van de Commissie zijn criteria vastgesteld voor ‘gezamenlijke milieuprojecten’ op het gebied van bescherming of verbetering van het milieu. Het kan bijvoorbeeld gaan om afvalbeheer (inzameling, verwerking en recycling) en waterbeheer (preventie van overstromingen, beheer van stroomgebieden, behandeling van afvalwater).