Verbod op gezichtsbedekkende kleding
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
In verschillende landen bestaat een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding, populair ook wel boerkaverbod genoemd.
Het dragen van gezichtsbedekkende kleding zoals een nikab of boerka wordt vaak geassocieerd met strikte opvattingen over het volgen van islamitische voorschriften. In landen waar de islam niet de dominante religie is, met name in de westerse wereld, ligt dit politiek en sociaal gevoelig. Terwijl de voorstanders van de kleding vinden dat het voldoen aan dit religieus voorschrift onder godsdienstvrijheid valt, wordt het door anderen vaak gezien als maatschappelijk beperkend en integratie-belemmerend. In sommige, vooral westerse, landen is gezichtsverhullende kledij op openbare plaatsen verboden. Een belangrijk argument daarvoor is de openbare veiligheid. In Marokko kwam het begin 2017 om veiligheidsredenen tot een onmiddellijk verbod op het fabriceren en verkopen van nikabs en boerka's.[1]
Er is een praktisch verschil tussen enerzijds een boerka en een nikab en anderzijds andere kleding die als religieus symbool kan worden opgevat, zoals bepaalde hoofddoekjes: een boerka en een nikab maken de betrokkene vrijwel onherkenbaar en lenen zich daarom voor misbruik. Misdadigers kunnen zo de identificatie bemoeilijken. Het dragen van een boerka stuit ook op praktische bezwaren in beroepen waar het op menselijk contact aankomt. Om die redenen draagt de discussie over een boerkaverbod een ander karakter dan de discussie over een verbod op het dragen van hoofdbedekking om religieuze redenen.