Zuid-Holland
provincie van Nederland / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Zuid-Holland (uitspraakⓘ) is een provincie in het westen van Nederland aan de Noordzeekust. De hoofdstad is Den Haag, de grootste stad is Rotterdam. Zuid-Holland is een van de dichtstbevolkte en meest geïndustrialiseerde gebieden ter wereld.[3] De provincie meet 3308 km² en het aantal inwoners is 3.804.737 (eind 2022), waarmee Zuid-Holland de dichtstbevolkte én bevolkingsrijkste provincie van Nederland is.
Provincie van Nederland | |||
---|---|---|---|
Geografie | |||
Hoofdstad | Den Haag | ||
Oppervlakte - Land - Water |
3.307,86 km² 2.700,07 km² 607,79 km² | ||
Coördinaten | 50° 0′ NB, 4° 30′ OL | ||
Bevolking | |||
Inwoners (eind 2022) | 3.804.737 | ||
Bevolkingsdichtheid | 1409 inw./km² | ||
Aantal gemeenten | 50 | ||
Politiek | |||
Commissaris van de Koning (lijst) |
Jaap Smit (CDA)[1] | ||
Overige informatie | |||
Volkslied | Zuid-Hollands volkslied | ||
Religie (2015[2]) | 52,2% geen gezindte 18,2% Protestant 14,5% Rooms-katholiek 7,5% Moslim 7,5% overige gezindte | ||
ISO 3166 | NL-ZH | ||
Website | Officiële webpagina | ||
Detailkaart | |||
|
Aangrenzende provincies zijn Zeeland in het zuiden, Noord-Brabant in het zuidoosten en Gelderland en Utrecht in het oosten. Aan de noordgrens ligt de provincie Noord-Holland waarmee Zuid-Holland tot de grondwetsherziening van 1840 één provincie Holland vormde. Tot 1795 was dit gebied Graafschap Holland. In het westen grenst de provincie aan de Noordzee.
Prehistorie en Oudheid
Door de vondst van een skelet van een vrouw, die de koosnaam Trijntje heeft gekregen, in Hardinxveld-Giessendam uit ongeveer 5500 v.Chr., is bekend dat er al in die tijd mensen leefden in het gebied dat momenteel tot de provincie Zuid-Holland behoort. Waarschijnlijk behoorde 'Trijntje' tot een groep zonder vaste verblijfplaats, die leefde van jagen en vissen Zo'n 2000 jaar later gingen mensen geleidelijk over tot landbouw en veeteelt, waarbij zij zich vestigden op vaste plaatsen. Daarvan zijn bij Vlaardingen gebruiksvoorwerpen gevonden, gemaakt van hout en bot. Het gaat onder andere om bijlen, naalden en de resten van een primitieve kano, die duiden op een soort beschaving die de Vlaardingencultuur wordt genoemd.
In de tijd van de Romeinen liep de grens van het Romeinse Rijk tot aan de Oude Rijn bij Katwijk en behoorde het gebied bij Germania Inferior. Op de grens werden forten gebouwd, zoals onder andere Lugdunum Batavorum bij Katwijk, Praetorium Agrippinae bij Valkenburg, Matilo bij Leiden, Albanianae bij Alphen aan den Rijn en Nigrum Pullum bij Zwammerdam. In het tegenwoordige Zuid-Holland werd een Romeinse stad gesticht, Forum Hadriani bij Voorburg. Deze ommuurde stad was gebouwd volgens een schaakbordpatroon en er waren tempels, een rechtbank, een plein en een badhuis.
Middeleeuwen
Na het vertrek van de Romeinen door onlusten in het Rijk behoorde het gebied bij het Friese Koninkrijk waarna het in 636 werd veroverd door de Frankische koning Dagobert I. In 690 kwam de Angelsaksische monnik Willibrord aan land bij Katwijk en kreeg toestemming van de Frankische hofmeier Pepijn II om missiewerk te verrichten. Hij zou een kerk in Oegstgeest hebben gesticht en in latere jaren werd het gehele gebied gekerstend. Het gebied was sinds het Verdrag van Verdun (843) onderdeel van het Oostfrankische rijk, waarvan de koning als dank voor steun gebieden schonk aan Gerulf en later ook aan Dirk I. Zo ontstond het graafschap Holland, dat pas echt zelfstandig werd bij het verslaan van het keizerlijke leger bij de Slag bij Vlaardingen (1018). In 1248 werd door graaf Willem II opdracht gegeven om de Ridderzaal in Den Haag te bouwen en later werd door graaf Floris V het graafschap nog eens vergroot.
Rond 1000 vond de Grote Ontginning plaats waarbij een groot deel van het Groene Hart ontgonnen werd. De vrijgekomen gronden werden verkocht door de graaf van Holland en de kennis van het ontginnen werd zelfs geëxporteerd naar Noordoost-Duitsland. Om de waterbeheersing te regelen werden in de dertiende eeuw hoogheemraadschappen opgericht, wat een vroege vorm was van democratisch bestuur.
De eerste stad in Holland die stadsrechten kreeg was Dordrecht in 1220. Het aantal steden in Holland was klein gedurende de dertiende eeuw, maar dit veranderde rond 1500 toen het de hoogste stedendichtheid van Europa bereikte. Dordrecht was de belangrijkste stad tot de Sint-Elisabethsvloeden van 1404, 1421 en 1424. Als gevolg van deze overstromingen (waarbij de Biesbosch ontstond) vergingen vele dorpen en kon Dordrecht daar geen belasting meer heffen.
In de veertiende eeuw ontstond een burgeroorlog over de opvolging van graaf Willem VI. Deze Hoekse en Kabeljauwse twisten ging tussen de dochter van Willem VI, Jacoba van Beieren en haar oom Jan van Beieren gesteund door de Bourgondische hertog Filips de Goede. Uiteindelijk trok Jacoba aan het kortste eind en trok zij zich terug in slot Teylingen bij Sassenheim.
Moderne tijd
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog vonden in het zuidelijke deel van Holland gebeurtenissen plaats als de inname van Den Briel, op 1 april 1572, de moord op de negentien katholieke geestelijken, bekend als de martelaren van Gorcum in 1572, de Eerste Vrije Statenvergadering op 19 juli 1572, het ontzet van Leiden op 3 oktober 1574 en de moord op Willem van Oranje op 10 juli 1584 in Delft. Na het succesvolle ontzet van Leiden werd de eerste universiteit van het hedendaagse Nederland in Leiden opgericht.
Holland ging de Gouden Eeuw in en bracht onder andere wetenschappers als Anthonie van Leeuwenhoek en Christiaan Huygens, filosofen als Baruch Spinoza en Pierre Bayle en schilders als Johannes Vermeer, Rembrandt van Rijn en Jan Steen voort.
In de negentiende eeuw werden de zandgronden nabij Sassenheim, Lisse en Hillegom afgegraven voor verschillende doeleinden, waardoor geestgronden overbleven die zeer geschikt waren voor de bollenteelt. Zo kwam de grootschalige bollencultuur en internationaal opererende bollenhandel op. Verder vond in de negentiende eeuw de Leidse buskruitramp plaats, wat een groot deel van de binnenstad in Leiden verwoestte. Deze ramp kon als de eerste echte nationale ramp worden beschouwd door de hulp van koning Lodewijk en de rest van het land.
Hoewel al vanaf 1814 de provincie Holland twee Commissarissen van de Koning had, een voor het noorden en een voor het zuiden, werd de provincie in 1840 opgesplitst in een provincie Noord-Holland en Zuid-Holland. Dit werd gedaan, omdat de provincie Holland: “bij vergelijking met alle andere te groot was in uitgestrektheid, bevolking, rijkdom en opbrengst”. In de loop der jaren werden de Zuid-Hollandse steden Oudewater (1970), Woerden (1989), Vianen (2002) en Leerdam (2019) bij de provincie Utrecht gevoegd.
In 1863 markeerde het graven van de Nieuwe Waterweg het begin van de groei van Rotterdam en de Rotterdamse haven en daarmee ook de werkgelegenheid in de regio. Bijna een eeuw later, in de Tweede Wereldoorlog, werd op 14 mei 1940 het centrum van Rotterdam verwoest door een Duits bombardement. De bezetting door de Duitsers leidde tot Anti-Joodse maatregelen en het gevangennemen en fusilleren van verzetsstrijders op de Waalsdorpervlakte. Aan de kust werd door de Duitsers de Atlantikwall gebouwd om een mogelijke invasie te kunnen tegenhouden.
Na de Tweede Wereldoorlog werden delen van Zuid-Holland en Zeeland getroffen door de watersnoodramp van 1953. Daarbij kwamen 865 mensen uit Zeeland en 677 mensen uit Zuid-Holland om het leven. Als reactie op deze ramp werden de Deltawerken uitgevoerd waarvan het laatste onderdeel, de Maeslantkering, in 1997 voltooid werd.
Zuid-Holland is een centraal deel van de Rijn-Maas-Scheldedelta.
Zuid-Holland grenst in het westen aan de Noordzee, in het noorden aan de provincie Noord-Holland, in het oosten aan Utrecht en Gelderland, in het zuidoosten aan Noord-Brabant en in het zuiden aan Zeeland. Zuid-Holland is, afgezien van de duinen aan de Noordzeekust, zo goed als vlak en bestaat grotendeels uit polderland. Het zuidwesten van de provincie maakt deel uit van de Rijn-Maasdelta. Het westen en midden van Zuid-Holland is voor een groot deel verstedelijkt en behoort tot de Randstad, een stedelijk gebied in West-Nederland. Het oostelijk deel van Zuid-Holland behoort, vanwege het open landschap, tot het Groene Hart. In het zuiden bevinden zich de Zuid-Hollandse Eilanden die grotendeels landelijk en open zijn.
Westen
In het noordwesten van Zuid-Holland is de Duin- en Bollenstreek gelegen. Deze streek omvat het duingebied rond Katwijk en het landelijk gebied rond de plaatsen Sassenheim, Lisse, Voorhout, Noordwijk, Noordwijkerhout en Hillegom. Ten zuiden van de streek is het gebied meer verstedelijkt op de as van Katwijk-Leiden. Vrijwel het hele oorspronkelijke reliëf van strandwallen en vlakten is door afgraving verdwenen, alhoewel deze vaak nog aan de slingerende weggetjes in het landschap te herkennen zijn. De wat lager gelegen gebieden worden gebruikt voor de bollenteelt. In het zuiden liggen weidegronden bestaande uit zandgrond, die langs de Oude Rijn de overgang vormen naar het stedelijk gebied. Dit verstedelijkt gebied loopt langs de Oude Rijn, vanaf Katwijk via Rijnsburg naar Leiden en Zoeterwoude-Rijndijk, met uitlopers naar Voorschoten en Oegstgeest. Ten zuiden van dit stedelijke gebied ligt een gebied, grenzend aan Den Haag, Leidschendam-Voorburg, de Noordzee en de A4, waarin het duingebied overloopt in een veenweidegebied. Het Hollands Plassengebied is een gebied ten noordoosten van Leiden, rondom Leiderdorp en de Kagerplassen. Het is een open gebied en op het water is er mogelijkheid tot waterrecreatie. Het vervenen van het gebied in het verleden heeft ervoor gezorgd dat het landschap een verkavelingspatroon vertoont.
Tussen de stedelijke gebieden van Rotterdam, Den Haag en Leiden bevindt zich de zogenaamde Groenblauwe Slinger. Dit is een aaneengesloten agrarisch gebied en omvat Midden-Delfland, Oude Leede, de Groenzone Berkel-Pijnacker en het westelijke deel van het Land van Wijk en Wouden, waar voornamelijk melkveehouderijen gevestigd zijn en waar vanuit de omgeving veel gerecreëerd wordt. Grenzend aan de Groenblauwe Slinger ligt een stedelijk gebied met steden als Den Haag, Delft, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk en Zoetermeer, dat in het zuidwesten overgaat in het Westland, dat vanwege de glastuinbouw ook een verstedelijkt karakter heeft. Het hoogste punt van de provincie is met 37 meter boven het NAP het Vlaggeduin bij Katwijk.[4]
Oosten
In het noordelijk deel van Zuid-Holland bevindt zich de Rijnstreek, dat tot de eerste droogmakerijen van West-Nederland behoort. Deze droogmakerijen worden omgeven door veengebieden, waar zich ook de Nieuwkoopse plassen bevinden. Ten zuiden van de streek ligt het gebied Midden-Holland, waarvan het landschap voor grote delen wordt bepaald door het soort veen. Rond Boskoop is het veen bepalend voor de boomteeltsector. Door het gebied loopt de Hollandse IJssel en de Oude Rijn, waar langgerekte smalle kavels zijn ontwikkeld, die loodrecht staan op de oeverwallen van die rivieren. De Zuidplaspolder bevindt zich er, een open polder vrijwel zonder bomen, die een van de oudste droogmakerijen van West-Nederland is. Het laagste punt van de provincie en tevens van Nederland ligt op 6,74 meter onder het NAP en in de Zuidplaspolder in Nieuwerkerk aan den IJssel.[5] Verstedelijkt is het gebied bij Gouda en Waddinxveen. Nog meer naar het zuiden, ten zuiden van rivier de Lek, ligt de Alblasserwaard. De bodem bestaat uit veen met vooral langs de rivieren nog een laag klei erop. In de Alblasserwaard wordt de grond daarom vooral voor veehouderij gebruikt, met verstedelijking rondom de Merwede en Beneden-Merwede, in de steden Sliedrecht, Papendrecht en Alblasserdam.
Zuiden en midden
Dit deel van Zuid-Holland bevat een aantal voormalige eilanden, die met bruggen, tunnels en dammen met elkaar verbonden zijn. De Zuid-Hollandse eilanden zijn deels verstedelijkt, zo is Rozenburg voor het grootste gedeelte ingericht met de petrochemische industrie en de haventerreinen van Europoort.
Het midden van Zuid-Holland kenmerkt zich door een sterke verstedelijking met steden als Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Capelle aan den IJssel, Krimpen, Barendrecht, Spijkenisse en de Rotterdamse haven. Rivieren zijn onder andere de Nieuwe Maas, de Oude Maas, Nieuwe Waterweg en de Brielse Maas. Op Voorne-Putten, ten zuiden van de Rotterdamse haven, is het landschap agrarisch van karakter en heeft het een eigen identiteit met kreken, watergangen, lintbebouwing, dijken en kreekruggen. Aan de kop van het voormalige eiland bevinden zich duinen en het Oostvoornse Meer.
Ten noorden van Rotterdam ligt de gemeente Lansingerland, met de plaatsen Bleiswijk, Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs, waar veel glastuinbouw is. Dit kan als stedelijk gekarakteriseerd worden. Het zuiden van Zuid-Holland wordt gekenmerkt door grote wateren en rivieren, als de Nieuwe Maas, de Lek, Haringvliet, Hollandsch Diep en de Biesbosch. De rivieren zorgen voor de afvoer van rivierwater en sediment en de aanvoer van water naar de omliggende gebieden. Door de aanvoer van zoet water via de rivieren blijft de instroom van zout water beperkt. Aan de Oude Maas en de Beneden-Merwede ligt een sterk verstedelijkt gebied, de Drechtsteden. Rond de Drechtsteden liggen op de voormalige eilanden IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht, landelijke gebieden. Ook de Hoeksche Waard is een landelijk gebied met weinig verstedelijking, maar in plaats daarvan heeft het veel kernen. Ten zuiden daarvan ligt het eiland Tiengemeten, het enige echte eiland dat Zuid-Holland nog heeft. Goeree Overflakkee ligt daar weer zuidelijk van en is voornamelijk agrarisch, met nog enkele natuurgebieden. Op de Kop van Goeree bevinden zich duinen en binnenduinen, ter bescherming van het eiland tegen de Noordzee.[6][7]
Klimaat
Zuid-Holland heeft net als de rest van Nederland een gematigd zeeklimaat, een Cfb-classificatie volgens de klimaatclassificatie van Köppen. Het klimaat wordt beïnvloed door de Noordzee en de Atlantische Oceaan en deze beïnvloeding is aan de kust heviger dan in het binnenland en resulteert in relatief koele zomers en milde winters. Door het vlakke landschap van de provincie kan er met name in de winter ook flink stormen. Ook komen er vooral in de herfst en winter regenbuien voor. Hoewel er het hele jaar regen voorkomt, is er tussen april en september een wat drogere periode. Een oostelijke wind kan tijdelijk een landklimaat veroorzaken met warme droge wind in de zomer en gure koude wind in de winter. De temperatuur varieert in de winter tussen de 2 °C en 6 °C en in de zomer tussen de 17 °C en 20 °C.[8]
Weergemiddelden voor Rotterdam | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Maand | jan | feb | mrt | apr | mei | jun | jul | aug | sep | okt | nov | dec | Jaar |
Hoogste maximum (°C) | 14,1 | 16,7 | 21,2 | 26,7 | 30,5 | 32,8 | 33,1 | 34,9 | 29,0 | 24,8 | 18,3 | 15,1 | 34,9 |
Gemiddeld maximum (°C) | 5,7 | 6,3 | 9,5 | 12,5 | 17,0 | 19,3 | 21,5 | 21,8 | 18,5 | 14,3 | 9,4 | 6,9 | 13,6 |
Gemiddelde temperatuur (°C) | 3,4 | 3,4 | 6,0 | 8,3 | 12,5 | 15,0 | 17,2 | 17,2 | 14,5 | 10,8 | 6,8 | 4,5 | 10,0 |
Gemiddeld minimum (°C) | 0,7 | 0,3 | 2,3 | 3,7 | 7,4 | 10,3 | 12,6 | 12,4 | 10,2 | 7,1 | 3,8 | 1,9 | 6,1 |
Laagste minimum (°C) | −17,1 | −13,8 | −11,4 | −6,0 | −1,4 | 0,5 | 3,6 | 4,6 | 0,4 | −5,1 | −7,5 | −13,3 | −17,1 |
Neerslag (mm) | 67,0 | 46,8 | 65,2 | 41,2 | 52,2 | 71,8 | 67,8 | 65,6 | 82,2 | 90,4 | 86,1 | 79,2 | 815,5 |
Bron: KNMI: Langjarige gemiddelden en extremen, tijdvak 1971 - 2000[9][10] |
Flora en fauna
In Zuid-Holland leven een groot aantal soorten beschermde dieren. In de duinstreek leven verschillende soorten boombewonende vleermuizen, zoals de watervleermuis, de rosse vleermuis, de grootoorvleermuis en de baardvleermuis, met kolonies in gebouwen en holle bomen. De vleermuizen overwinteren vaak in verlaten bunkers en forten, die voornamelijk gelegen zijn langs de kust. Gebouwbewonende vleermuizen als de dwergvleermuis zijn in tientallen kolonies verspreid over de hele provincie. Gebouwbewonende vleermuizen hebben hun kolonies in (kerk)gebouwen en in de spouwmuren van woonhuizen.
De noordse woelmuis is een knaagdier dat voorkomt in vochtige tot natte rietmoerassen, waarvan veel populaties zich bevinden op de Zuid-Hollandse eilanden en in de Dordtse en Sliedrechtse Biesbosch, die grenzen aan de Brabantse Biesbosch. In die twee gebieden, samen met het Ridderkerkse griend, komt de bever voor sinds de uitzetting ervan in de jaren tachtig. In deze gebieden komt tevens de spindotterbloem voor. De kamsalamander, een amfibie dat afhankelijk is van goede waterkwaliteit, komt in Zuid-Holland voor langs de rivieren de Lek en de Hollandse IJssel in de Vijfheerenlanden. Een andere amfibie, de rugstreeppad, komt voor in het duingebied, maar ook in droogmakerijen en veenweidegebieden in het noordoosten van de provincie. In de duingebieden komt ook de zandhagedis voor. De heikikker komt algemeen voor in de Nieuwkoopse Plassen, de Alblasserwaard en de Vijfherenlanden. De beschermde planten groenknolorchis en de drijvende waterweegbree komen voor in het duingebied van Voorne, daarnaast komt de groenknolorchis ook voor bij de Nieuwkoopse Plassen.[11]
De flora en fauna kan zich tussen de natuurgebieden verplaatsen dankzij de provinciale ecologische hoofdstructuur. Het netwerk bestaat uit robuuste verbindingen. Er zijn verbindingen aanwezig voor vleermuizen, amfibieën, de noordse woelmuis en vlinders. Een deel van de verbindingen bestaan uit water. Gemeenten, zoals Delft en Pijnacker-Nootdorp, proberen een eigen netwerk van verbindingszones aan te leggen dat aansluit op de ecologische hoofdstructuur.
De bevolking van Zuid-Holland bestond in 1514 uit ongeveer 200.000 inwoners, wat door de eeuwen heen is gegroeid tot het huidige bevolkingsaantal van bijna 3,5 miljoen.[12] Tussen 1795 en 1815 bleef het bevolkingsaantal gelijk, om vervolgens toe te nemen, hoewel deze stijging langzamer ging dan in de rest van Nederland. In 50 jaar, van 1849 tot 1899 verdubbelde het bevolkingsaantal van 563.000 naar 1.144.000. Zo groeide Rotterdam in die tijd met 253% en Den Haag met 185%.[13] De bevolkingsgroei is vanaf 1960 gedaald van 1,05% naar 0,66% in 2009 en was in 2005 zelfs voor het eerst in 100 jaar negatief, doordat er meer mensen emigreerden naar het buitenland dan dat er immigranten naar de provincie kwamen. Met 0,66% had Zuid-Holland in 2009 de op drie na hoogste bevolkingsgroei van de Nederlandse provincies.[14]
|
|
Met 1239 inwoners per km² heeft Zuid-Holland de hoogste bevolkingsdichtheid van alle Nederlandse provincies.[16] De grootste concentratie daarvan woont in Haaglanden (24,8 inwoners per ha.), de stadsregio Rotterdam (19,8 inwoners per ha.), de Drechtsteden (18,5 inwoners per ha.) en Holland Rijnland (14,5 inwoners per ha.). Het dunstbevolkt is Goeree-Overflakkee (1,8 inwoner per ha.) en de Hoeksche Waard (3,2 inwoners per ha.).[17] De grootste gemeenten in de provincie zijn Den Haag (regeringsstad, internationaal gerechtshof), met 565.701 inwoners en de havenstad Rotterdam met 671.125 inwoners. Zoetermeer, een gemeente die vanaf 1961 met 10.000 inwoners explosief is gegroeid tot een gemeente met 128.424 inwoners, heeft in januari 2007 de derde plaats overgenomen van Dordrecht, dat op 1 januari 2024 122.089 inwoners telde. Andere grote gemeenten zijn Leiden (130.181 inwoners), Delft (109.573 inwoners) en Westland (115.984 inwoners).
De Zuid-Hollandse bevolking bestond in 2009 uit 950.000 allochtonen, wat 27,3% van de totale bevolking is. Dat aantal is sinds 1999 met 25% gestegen, terwijl de totale bevolking in tien jaar tijd met 4% toenam.[18] Van het aantal allochtonen is 65% van niet-westerse komaf en 35% van westerse komaf. Al lange tijd komen er immigranten naar de provincie, zo bestond de bevolking in 1889 uit 15% 'vreemdelingen', toen voornamelijk Belgen en Duitsers.[19] In 2009 hadden de grootste groepen allochtonen hun herkomst in: Suriname (144.469), Turkije (124.459), Marokko (105.315), Indonesië (94.553), Duitsland (56.528) en de Nederlandse Antillen en Aruba (55.521).
Religie
De gehele bevolking van Zuid-Holland rekende zich in 1849 tot een kerkgenootschap. Dit percentage was in 1879 ook nog 100%, maar daalde daarna naar 98% in 1909, 83% in 1930 en 79% in 1947. In 1960 was dit percentage nog 77% en daalde vervolgens sneller, van 71% in 1971 naar 61% in 1987, 54% in 1995 waar het tot 1999 bleef steken. Sinds 2003 is het percentage van de bevolking dat zich rekent tot een kerkgenootschap 55%.[21] De afnemende interesse in de georganiseerde religie vanaf de jaren 50 had te maken met de opkomst van de massamedia, de ontzuiling en de opkomst van de verzorgingsstaat. Op deze ontkerkelijking werd verschillend gereageerd. In 1955 werd het bisdom Rotterdam ingesteld door de Rooms-Katholieke Kerk voor de provincie Zuid-Holland. In 2004 werden de protestantse kerken van Nederland verenigd in de Protestantse Kerk in Nederland om de krachten te bundelen. Terwijl de christelijke kerken minder druk bezocht werden, kwamen er andere godsdiensten op, door de komst van gastarbeiders, immigranten uit de voormalige koloniën en vluchtelingen. Zo werd de eerste moskee van Nederland al in 1955 gebouwd in Den Haag.[22]
Uitgesplitst naar religie is 45% niet-religieus, 18% is rooms-katholiek, 13% is Nederlands Hervormd, 5% is gereformeerd, 5% rekent zich tot de Protestantse Kerk, 7% is moslim en 7% is andersgezind. Van de bevolking die zich rekent tot een kerkgenootschap gaat 13% minstens een keer per week naar de kerk en 73% gaat zelden of nooit.[21]