Adoptie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Adoptie is de aanname van een persoon als kind. In juridische zin is adoptie de breuk van de familieband tussen biologische ouders en hun kind en tegelijk de vaststelling van een nieuwe, wettelijk geldende familieband tussen adoptieouders en dit kind, met alle rechten en plichten die daarbij horen.[1] Geadopteerden krijgen bijvoorbeeld de achternaam van hun adoptieouders en ook erfrecht, net als biologische kinderen. Adoptie als kinderbeschermingsmaatregel is een recent verschijnsel.[2] In de loop van de twintigste eeuw werd adoptie van minderjarigen in de meeste landen wettelijk geregeld; in België in 1940 en in Nederland als een van de laatste in Europa in 1956.
Er is een fundamenteel onderscheid tussen binnenlandse adoptie en interlandelijke adoptie, waarbij buitenlandse kinderen volledig geassimileerd worden naar de Nederlandse cultuur. Binnenlandse adoptie is volledig in lijn met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Namelijk, dat aangesloten landen er alles aan doen om het kind in de eigen cultuur op te laten groeien. Internationale adoptie daarentegen is het uiterste 'redmiddel' als landen zelf niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen. IVRK artikel 21b (ook wel Subsidiariteitsbeginsel): "...interlandelijke adoptie kan worden overwogen als andere oplossing voor de zorg voor het kind, indien het kind niet in een pleeg- of adoptiegezin kan worden geplaatst en op geen enkele passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn of haar herkomst."
De uitzichtloze situatie in land van herkomst is dan ook een populair argument om interlandelijk te blijven adopteren. Vaak met verlies van cultuur en identiteit van het kind als gevolg. De rechten van adoptieouders worden gewaarborgd, de rechten van het kind niet. Naast het IVRK (VN) is er sinds 1995 het Haags Adoptieverdrag (een uitwerking van IVRK artikel 21) dat kinderen en hun familie tegen de risico's van illegale, onrechtmatige, voorbarige en slecht voorbereide adopties naar het buitenland moet beschermen. Het Haags Adoptieverdrag is door sommige landen ondertekend, maar niet gerattificeerd. Zo heeft Zuid-Korea, als zendend land het verdrag pas in 2013 ondertekend, maar tot op heden niet gerattificeerd.[3] Rattificatie is echter geen garantie op bescherming van de rechten van het kind omdat ieder land voor zichzelf mag bepalen hoe zij invulling geven aan overeengekomen principes. Toezicht op uitvoering blijkt een wassen neus. De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugbescherming (RSJ) meent dat in de praktijk niet goed is vast te stellen of het subsidiariteitsbeginsel (IVRK artikel 21b) voldoende is nageleefd. "Dit maakt het subsidiariteitsbeginsel- argument voor de RSJ een steekhoudend argument tegen interlandelijke adoptie."[4]
Het gehele proces van binnenlandse adoptie valt volledig onder toezicht van de Nederlandse staat. De eisen om wettelijk te mogen adopteren zijn zeer hoog, bovendien gaat er een periode van pleegzorg aan vooraf. Er bestaat langere tijd onzekerheid voor potentiële adoptieouders over de mogelijkheid om juridisch ouderschap te verkrijgen. De biologische moeder mag hierbij wensen voor het gezin aangeven (zoals gezinssamenstelling, geloof). Tot de juridische adoptie een feit is, kan de biologische moeder terugkomen op haar besluit om afstand te doen van haar kind. Doordat er jaarlijks slechts enkele kinderen 'vrij komen', bestaat er een lange wachtlijst. Mede daarom geven mensen met een kinderwens voorkeur aan internationale adoptie. Alhoewel de wachtlijsten ook hier lang zijn, zijn de banden met de biologische familie reeds verbroken en is op termijn uitspraak van juridisch ouderschap een stuk eenvoudiger.
Uit onderzoek blijkt dat binnenlandse adoptie voor kinderen beter is dan opgroeien in een kindertehuis of bij een moeder die serieus abortus overwoog.[5][6] Ze halen achterstanden snel in als ze worden opgenomen in een gezin en adoptie is voor deze kinderen daarom een succesvolle pedagogische interventie. Binnenlandse geadopteerden hebben geen lager zelfbeeld ten opzichte van niet-geadopteerde leeftijdgenoten.[7][8] Problemen met affectieve relaties en psychische problemen op latere leeftijd komen wel relatief vaak voor.[9] Die hebben te maken met de afstand door de moeder, de moeilijke start van het leven van veel geadopteerden (waardoor hechtingsproblemen zijn ontstaan of problemen door ondervoeding, of alcohol- of drugsgebruik tijdens de zwangerschap), racisme, en de kloof tussen de culturele achtergrond van de geadopteerde en de cultuur van zijn of haar adoptieouders.[9]
Moeders die hun kind (moesten) afstaan voor adoptie beschrijven heftige gevoelens van verlies, onmacht, depressies, onzekerheid en een lage zelfwaardering.[10]
In 2004 werden ruim 45.000 kinderen interlandelijk geadopteerd; de meeste van ontwikkelingslanden naar Europa en de Verenigde Staten.[11] In 2007 was dit aantal gedaald naar ruim 37.000[12] en de schatting voor 2011 is 25.000.[13] Mogelijk honderden daarvan waren illegaal verhandeld.[14][15] Interlandelijke adoptie stuit mede daarom op maatschappelijke weerstand.[6]